Update
Uitspraken van 11-05-2022 tot 23-05-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 10 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De vertegenwoordiger van een vakbond heeft in 2007 vijftien nieuwe leden geweigerd. De vakbond heeft hem daarom uit zijn functie ontheven en heeft aangifte gedaan. De (ex-)vertegenwoordiger is vervolgens tot vier maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij mensen had weerhouden van vakbondslidmaatschap. Het Hof merkt op dat de aspirant-leden weinig concreet nadeel hebben ondervonden van de weigering. De nationale rechters hebben weinig bewijs verzameld omtrent de motieven van de vertegenwoordiger en hebben de veroordeling niet goed onderbouwd. Deze vormt daarom een schending van de door art. 11 EVRM beschermde vakbondsvrijheid.
05-05-2022
(Zaaknaam: Vlahov t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2022:0505JUD003116313, EHRC-2022-0141) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat heeft in 2006 namens een cliënt een strafklacht ingediend tegen elf Kroaten, waaronder de toenmalige Kroatische president. In de media heeft de president opgemerkt dat de advocaat zich zou moeten laten behandelen in een psychiatrisch ziekenhuis. Vanwege die uitlating is de president veroordeeld tot een schadevergoeding jegens de advocaat. Het EHRM oordeelt dat de advocaat een privépersoon was en dat deze specifieke uiting niet bijdroeg aan een debat over een algemeen belang. Reputatie-beschadigingen als deze kunnen bovendien een chilling effect hebben. De veroordeling tot schadevergoeding was dan ook niet in strijd met art. 10 EVRM.
05-05-2022
(Zaaknaam: Mesić t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2022:0505JUD001936218, EHRC-2022-0138) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een reeks onsuccesvolle pogingen om via natuurlijke weg een kind te krijgen, heeft Lia een aanvraag gedaan voor een ICSI-behandeling. De bevoegde autoriteit heeft toestemming voor overheidsfinanciering daarvan geweigerd omdat klaagster ouder was dan 43. Het EHRM stelt vast dat er op nationaal niveau discussie bestond over de aard van de leeftijdsgrens: de autoriteit paste die toe als bindend, volgens wetgever en rechter ging het om een richtsnoer. Volgens het Hof levert die incoherentie zoveel verwarring op dat niet is voldaan aan het vereiste van voorzienbaarheid van de inbreuk op art. 8 EVRM, zodat deze bepaling is geschonden.
05-05-2022
(Zaaknaam: Lia t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2022:0505JUD0000870920, EHRC-2022-0137) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee mensen hebben zich in 2010 garant gesteld voor een lening van zo’n 270 miljoen euro die een onderneming aanging. Toen bleek dat de lening niet kon worden terugbetaald heeft de bank tegen hen geprocedeerd. Toen zij in hoger beroep wilden gaan bleek dat het griffierecht voor de betrokkenen onbetaalbaar hoog was – zo’n 4 miljoen euro. Het EHRM oordeelt dat in de omstandigheden van het geval en gelet op de inflexibiliteit van de nationale regeling het griffierecht disproportioneel hoog was. Daardoor is het recht op toegang tot de rechter (art. 6 lid 1 EVRM) geschonden.
03-05-2022
(Zaaknaam: Nalbant e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0503JUD005991416, EHRC-2022-0140) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een activist heeft zich met drie anderen vastgeketend aan een hek bij een regeringsgebouw. De politie zaagt hen los en legt een boete op omdat niet is voldaan aan het vereiste van voorafgaande kennisgeving van demonstraties. Het EHRM oordeelt dat de zaak primair onder art. 10 EVRM (uitingsvrijheid) moet worden beoordeeld, maar past wel de eisen toe van art. 11 EVRM (demonstratievrijheid). Het kennisgevingsvereiste is volgens het Hof in deze zaak tot een doel in zichzelf verworden, terwijl het protest verder rustig verliep. Het EHRM acht het opleggen van de boete daarom in strijd met art. 10 EVRM.
03-05-2022
(Zaaknaam: Bumbeş t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0503JUD001807915, EHRC-2022-0134) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee etnische Oezbeken zijn uit Kirgizië naar Rusland gereisd. Daar zijn zij aangehouden op verdenking van misdrijven in Kirgizië. Rusland wil de Oezbeken uitleveren, maar zij stellen dat zij daarbij een bijzonder risico op mishandeling of foltering lopen. Eerder had een Kamer van het Hof al geoordeeld dat dit risico niet bijzonder groot is. De Grote Kamer bevestigt dit nu: noch op algemeen niveau, noch op individueel niveau is er een zodanig gevaar van behandeling in strijd met art. 3 EVRM dat uitlevering van etnische Oezbeken naar Kirgizië niet mogelijk zou zijn.
29-04-2022
(Zaaknaam: Khasanov en Rakhmanov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2022:0429JUD002849215, EHRC-2022-0136)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Vanwege fraude met btw en inkomstenbelasting is aan BV een navordering opgelegd. Daarnaast is hij strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf. Het HvJ overweegt dat het ne bis in idem-beginsel (art. 50 Hv) in deze zaak een rol kan spelen, maar wijst erop dat in het nationaal recht de cumulatie goed en op een voldoende voorspelbare manier is vastgelegd. Ook is die geschikt en noodzakelijk om een legitiem doel te bereiken. Wel kan de cumulatie in strijd zijn met art. 49 lid 3 Hv als niet wordt gewaarborgd dat het geheel van de opgelegde sancties niet evenredig is met de ernst van het strafbare feit.
05-05-2022
(Zaaknaam: BV, ECLI:EU:C:2022:348, EHRC-2022-0135) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2014 heeft de Banco de Portugal besloten een afwikkelingsmaatregel vast te stellen jegens een van de belangrijkste Portugese kredietinstellingen. Verschillende houders van obligaties in de kredietinstelling zijn hiertegen opgekomen met de stelling dat hun eigendomsrecht (art. 17 Hv) is aangetast. Het HvJ oordeelt dat de afwikkelingsmaatregel een gebruiksbeperking oplevert in de zin van art. 17 Hv, uitgelegd in lijn met art. 1 EP EVRM, maar dat deze voldoende gerechtvaardigd is in het licht van het belang van de stabiliteit van banken in de eurozone.
05-05-2022
(Zaaknaam: BPC Lux 2 Sàrl e.a., ECLI:EU:C:2022:346, EHRC-2022-0133) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Duitse vereniging die consumentenbelangen behartigt – het Bundesverband – acht bepaalde gebruiksvoorwaarden van Facebook oneerlijk en onredelijk bezwarend voor consumenten. Het HvJ EU oordeelt dat het Bundesverband in het licht van art. 80 AVG een collectieve actie moet kunnen instellen tegen Facebook, ook al heeft het daarvoor geen concrete opdracht gekregen van consumenten en heeft het ook niet kunnen bewijzen dat individuen in een bepaalde situatie reële schade hebben geleden. Deze vorm van procederen is volgens het HvJ namelijk efficiënter en effectiever dan individuele procedures en draagt bovendien bij aan een hoog niveau van gegevensbescherming en consumentenbescherming.
28-04-2022
(Zaaknaam: Meta Platforms Ireland Limited, ECLI:EU:C:2022:322, EHRC-2022-0139)