Update
Uitspraken van 28 januari 2025 tot 10 februari 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 2 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een raadsheer in het Armeense cassatiehof is onderworpen aan een tuchtrechtelijke procedure in verband met een eerdere uitspraak die hij had gedaan en die door het EHRM in strijd is bevonden met het EVRM. Volgens de raadsheer was de procedure voor de Armeense Raad voor de rechtspraak (SJC) niet in overeenstemming met art. 6 EVRM, maar het EHRM oordeelt positief over de geboden waarborgen van onafhankelijkheid en tegen beïnvloeding van buitenaf. Wel ziet het EHRM een schending van art. 6 EVRM omdat een wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de kamer is afgewezen, terwijl er duidelijke vermoedens van vooringenomenheid konden bestaan.
23-01-2025
(Zaaknaam: Suren Antonyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0123JUD002014023, EHRC-2025-0026) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar een technologiebedrijf is een huiszoeking uitgevoerd bij advocaat Reznik. Deze had eerder 107 overeenkomsten in handen gekregen in verband met een afgesloten dienstenovereenkomst met het bedrijf, maar die had hij twee maanden voor het onderzoek al teruggegeven. Het EHRM overweegt dat de Oekraïense wetgeving over huiszoekingen bij advocaten weliswaar is verbeterd, maar nog steeds het privilege van de advocaat onvoldoende beschermt, vooral bij gegevensdragers. Ook in dit geval waren de huiszoeking en inbeslagname met onvoldoende waarborgen omkleed om dit privilege te kunnen beschermen, zodat art. 8 EVRM is geschonden.
23-01-2025
(Zaaknaam: Reznik t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0123JUD003117514, EHRC-2025-0024) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De echtscheiding van H.W. en J.C. is toegekend omdat was aangetoond dat H.W. geen seksuele relaties kon onderhouden met haar echtgenoot. Daardoor kon H.W. volgens het hof van beroep haar huwelijkse verplichtingen niet nakomen, zodat zij verantwoordelijk was voor het mislukken van het huwelijk. Het EHRM overweegt dat de wettelijke bepaling waarop deze redenering was gebaseerd in strijd komt met de noties van seksuele vrijheid en lichamelijke integriteit. De redenering gaat bovendien volledig in tegen de notie van vrijwillige instemming met seksueel contact. Gelet daarop is de grond waarop de echtscheiding is gebaseerd in strijd met art. 8 EVRM.
23-01-2025
(Zaaknaam: H.W. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0123JUD001380521, EHRC-2025-0020) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ioannides heeft een huis van haar vader geërfd dat is gelegen in de bufferzone tussen Noord- en Zuid-Cyprus. Cyprus heeft de VN-vredesmacht toestemming gegeven om dit huis als uitvalsbasis te gebruiken voor monitoring van de zone. Iaonnides onvangt hiervoor geen vergoeding of rente. Hoewel het huis is gelegen in een zone waarover Cyprus geen effectieve rechtsmacht heeft, hadden de autoriteiten volgens het Hof meer kunnen doen om recht te doen aan klaagsters eigendomsrecht, bijvoorbeeld door een vergoeding te bedingen. Hoewel de autoriteiten het huis wel onderhouden, is daardoor sprake van een schending van art. 1 EP EVRM.
16-01-2025
(Zaaknaam: Ioannides t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2025:0115JUD003287918, EHRC-2025-0021) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Drie agenten zagen tijdens een nachtelijke patrouille Ghaoui en een derde op een parkeerplaats; de laatste twee waren daar voor een drugsdeal. Ghaoui probeerde met zijn auto te vluchten, en reed daarbij op een van de agenten af. Een andere agent schoot op de auto om te voorkomen dat deze over de agent zou rijden. Ghaoui raakte daarbij ernstig gewond. Het EHRM oordeelt dat de agent in dit geval niet meer dan absoluut noodzakelijk geweld heeft gebruikt om het leven van zijn collega te beschermen. Daarnaast is zorgvuldig en nauwkeurig onderzoek uitgevoerd. Art. 2 EVRM is dan ook niet geschonden.
16-01-2025
(Zaaknaam: Ghaoui t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0116JUD004120821, EHRC-2025-0019) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2015 blokkeerde een groep demonstranten, lid van vakbond FGTB, zonder voorafgaande kennisgeving een belangrijke toegangsweg, met lange files tot gevolg. Zij zijn daarvoor strafrechtelijk veroordeeld tot (korte) vrijheidsstraffen en boetes. Het EHRM overweegt dat hier weliswaar een vrij ernstige inbreuk is gemaakt op de demonstratievrijheid, maar dat dit gerechtvaardigd is door de wens om de vergaande consequenties voor het verkeer en de veiligheid te bestrijden. Daarbij is ook relevant dat de demonstranten zelf verwijtbaar hebben gehandeld en de autoriteiten alleen via dialoog hebben geprobeerd de demonstratie te beëindigen. Art. 11 EVRM is dan ook niet geschonden.
16-01-2025
(Zaaknaam: Bodson e.a. t. België, ECLI:CE:ECHR:2025:0116JUD003583422, EHRC-2025-0018) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A.C. is als alleenreizende minderjarige asielzoeker in Frankrijk aangekomen, maar zijn leeftijd kon niet meteen worden vastgesteld. Hij werd aanvankelijk in de opvang voor minderjarigen geplaatst, maar dit werd beëindigd toen een forensisch onderzoek liet zien dat hij waarschijnlijk meerderjarig was. Na procedures bleek dat klager vermoedelijk wel minderjarig was bij binnenkomst. Het Hof oordeelt dat A.C.’s situatie inhoudelijk redelijk is beoordeeld en dat niet is aangetoond dat de beëindiging van de opvang tot een onmenselijke behandeling heeft geleid. Wel waren er aanzienlijke tekortkomingen in de informatievoorziening en motivering van de beslissingen. Daardoor is art. 8 EVRM geschonden.
16-01-2025
(Zaaknaam: A.C. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0116JUD001545720, EHRC-2025-0016) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Drie eigenaars van massagesalons, geëxploiteerd als bordelen, zijn strafrechtelijk veroordeeld wegens mensenhandel en seksuele uitbuiting van Moldavische vrouwen. De veroordeling was mede gebaseerd op verklaringen van vier vrouwen die vanwege getuigenbescherming niet in persoon ter zitting konden worden gehoord. Volgens het EHRM waren er in dit geval goede redenen voor bescherming, zijn voldoende waarborgen getroffen om de rechten van de verdediging te beschermen, en is gebleken dat de veroordelingen niet zwaar op deze getuigenverklaringen leunden. Er is dan ook geen schending van art. 6 lid 1 en lid 3 (d) EVRM.
14-01-2025
(Zaaknaam: Vasile Pruteanu e.a. t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0114JUD000930818, EHRC-2025-0027) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Drie vrouwen kregen tussen 1986-1994 meteen na de bevalling te horen dat hun baby was overleden. Pas in 2018-2019 hebben zij ontdekt dat dat niet waar was en dat hun baby’s waarschijnlijk waren verdwenen door toedoen van een crimineel netwerk dat de – kerngezonde – baby’s ontvoerde en aanbood voor adoptie. Zij hebben geprobeerd via de Kroatische autoriteiten daarover meer informatie te krijgen, maar hun informatieverzoeken zijn afgestuit op verstrijken van de verjaringstermijn. Dit acht het Hof niet redelijk en strijdig met art. 8 EVRM. Kroatië moet voorzien in een deugdelijk, onafhankelijk rechtsmiddel dat individuele kwesties kan onderzoeken.
14-01-2025
(Zaaknaam: Petrovic e.a. t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2025:0114JUD003251422, EHRC-2025-0023) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
N.Ö. werkte als tandarts in een ziekenhuis; beweerdelijk is zij lastiggevallen en uiteindelijk zelfs aangerand of verkracht door het hoofd van de medische staf. Het duurde vanwege het hierdoor opgedane trauma twee jaar voordat N.Ö. daarvan aangifte deed. Dit leidde uiteindelijk niet tot een veroordeling vanwege de late aangifte en wegens gebrek aan bewijs. Het Hof overweegt dat bij tegenstrijdige verklaringen extra onderzoek nodig is naar de geloofwaardigheid van partijen. Dat is hier niet gebeurd. Daarnaast is ten onrechte veel gewicht toegekend aan het – verklaarbare – late tijdstip van de aangifte. Daardoor is art. 8 EVRM geschonden.
14-01-2025
(Zaaknaam: N.Ö. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2025:0114JUD002473315, EHRC-2025-0022) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Journalisten en advocaten vermoeden dat onrechtmatig ‘intelligence’ over hen is verzameld. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de CNCTR. De CNCTR is zo ingericht dat zij goed onderzoek kan doen in dit soort gevallen. Weliswaar kan zij geen surveillancebeslissingen vernietigen, maar zij kan wel aan de Conseil d’État vragen om dit te doen. Nu de Conseil d’État voldoende rechtsmacht heeft, is de klachtprocedure bij de CNCTR een uit te putten rechtsmiddelen. Nu deze niet is benut, is de klacht niet-ontvankelijk (art. 35 lid 1 EVRM).
10-12-2024
(Zaaknaam: Association confraternelle de la Presse Judiciaire e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:1210DEC004952615, EHRC-2025-0017)