Update
Uitspraken van 21 oktober 2025 tot 3 november 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 19 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Deze zaak betreft drie situaties waarin een echtgenoot of vader werd vervolgd voor een strafbaar feit en zaken in beslag werden genomen die (ogenschijnlijk) eigendom waren van de echtgenote of de kinderen. De Italiaanse regelgeving voor inbeslagname van goederen bij derden heeft een primair reparatoire en geen punitieve functie; art. 7 EVRM is daarom niet van toepassing. Inbeslagname is verder niet mogelijk als zaken aantoonbaar werkelijk eigendom zijn van derden, bijvoorbeeld blijkend uit het gebruik ervan. Dit is in twee zaken wel het geval, in de derde zaak niet. Alleen in dit laatste geval is art. 1 EP EVRM geschonden.
23-10-2025
(Zaaknaam: Tartamella e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:1023JUD002633819, EHRC-2025-0237) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ayala Flores heeft begin jaren ’90 zonder bouwvergunning een klein huis gebouwd in een beschermd natuurgebied; sindsdien woont zij daar. Zij is in 2002 veroordeeld wegens het bouwen zonder bouwvergunning en toen is ook een sloopbevel afgegeven. Dat is sindsdien in stand gebleven, al is het nog steeds niet ten uitvoer gelegd. Het EHRM overweegt dat het recht op respect voor de woning heel zwaarwegend is, maar dat hieraan minder gewicht toekomt als iemand welbewust illegaal in een huis woont. De nationale rechters hebben verder een zorgvuldige belangenafweging uitgevoerd. Art. 8 EVRM is daarom niet geschonden.
23-10-2025
(Zaaknaam: Ayala Flores t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:1023JUD001680321, EHRC-2025-0228) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A.J. en L.E. stellen het slachtoffer te zijn geworden van spiking: het opzettelijk drogeren met het oog op verkrachting. Er is een onderzoek ingesteld, maar tijdens dat onderzoek verdween er bewijsmateriaal, zoals informatie uit de telefoons van de verdachten en video-opnamen die in de bar waren gemaakt. Het EHRM acht deze tekortkomingen buitengewoon ernstig omdat het ging om cruciaal bewijsmateriaal en het bij spiking toch al moeilijk is om bewijs te leveren. Spanje heeft wel onderzoek ingesteld naar de tekortkomingen, maar dat gebeurde te laat en was ontoereikend. Art. 3 en 8 EVRM zijn in procedureel opzicht dan ook geschonden.
23-10-2025
(Zaaknaam: A.J. en L.E. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2025:1023JUD004031223, EHRC-2025-0226) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
R.P. is partijleider van een rechts-nationalistische anti-islampartij. In 2021 plaatste Mortensen op X een post waarin hij zijn verbazing erover uitsprak dat R.P. vrijelijk een ‘Nazi’ kon zijn en kon discrimineren, maar dat hij wel was vervolgd omdat hij een agent voor idioot had uitgemaakt. Mortensen is wegens smaad veroordeeld tot een boete en een schadevergoeding. Het EHRM oordeelt dat de nationale rechter de belangen daarbij onvoldoende heeft afgewogen. Er is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het beperkte bereik van het bericht en de bekendheid en het gedrag van R.P. zelf. Art. 10 EVRM is dan ook geschonden.
21-10-2025
(Zaaknaam: Mortensen t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2025:1021JUD001675624, EHRC-2025-0233) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na het einde van de Irakoorlog werd een VN-troepenmacht in Irak gestationeerd, waarvan onder andere Deense militairen deel uitmaakten. In 2004 waren zij betrokken bij een door Irakese strijdkrachten georganiseerde en geleide arrestatie-operatie. De 21 klagers werden na aanhouding gedetineerd en zijn in detentie beweerdelijk mishandeld. Volgens het EHRM kan Denemarken niet onder art. 1 EVRM verantwoordelijk worden gehouden voor deze mishandeling, omdat die onder primair gezag van Irak plaatsvond. Het Hof kan zich daarom niet buigen over de inhoudelijke klachten over art. 3 EVRM. Een Deense nationale overheidsaansprakelijkheidsprocedure is eerlijk verlopen, zodat ook art. 6 EVRM niet is geschonden.
21-10-2025
(Zaaknaam: Abdulaal Naser e.a. t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2025:1021JUD004657122, EHRC-2025-0227) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Officier van justitie Tsatani werd in 2016 voorwerp van een tuchtrechtelijk onderzoek. De toenmalige president van het cassatiehof, V.T. (voormalig interim-premier van Griekenland), had deze procedure geïnitieerd. V.T. berichtte erover in een persbericht, terwijl het vooronderzoek nog liep. Zij wees een tegen haar gericht wrakingsverzoek van Tsatani af als misbruik van procesrecht. Het EHRM acht het zeer problematisch dat V.T. vertrouwelijke informatie heeft gelekt en een zo belangrijke rol in de tuchtzaak heeft gespeeld. Daardoor kon Tsatsani redelijkerwijs twijfels hebben bij de onpartijdigheid van de beoordeling. Art. 6 lid 1 EVRM is dan ook geschonden.
14-10-2025
(Zaaknaam: Tsatani t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:1014JUD004251416, EHRC-2025-0238) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2018 werden er twee meldingen gedaan van schepen in nood. De kustwacht zette een zoek- en reddingsactie op, maar die is beëindigd toen bleek dat er passagiers aan land waren gezet. De boot waarop F.M. en anderen zich bevonden was echter een andere; deze is gekapseisd en gezonken. Daarbij zijn zestien opvarenden omgekomen. Het EHRM oordeelt dat het onderzoek hiernaar ernstige tekortkomingen heeft vertoond. Daar komt bij dat de zoekactie zelf ontoereikend is geweest. Ondanks de verwarring over de schepen was meer mogelijk geweest om het leven van de opvarenden te reden. Schending art. 2 EVRM.
14-10-2025
(Zaaknaam: F.M. e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:1014JUD0011762221, EHRC-2025-0230) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
B.F. is in 2012 naar Griekenland gevlucht en heeft asiel aangevraagd vanwege zijn homoseksualiteit. Hij heeft een maand in vreemdelingenbewaring gezeten en is daarna vrijgelaten. Na een gemist verhoor is hij een jaar illegaal in Griekenland geweest. Na aanhouding in 2013 is hij opnieuw in bewaring genomen en heeft hij een nieuw asielverzoek ingediend, dat is toegewezen. De omstandigheden van zijn vreemdelingendetentie waren zodanig slecht dat art. 3 EVRM is geschonden. De grond van detentie en de duur ervan leveren, ondanks de detentie-omstandigheden, daarentegen geen schending op van art. 5 lid 1 EVRM.
14-10-2025
(Zaaknaam: B.F. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:1014JUD005981613, EHRC-2025-0229) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Fillon was van 2007 tot 2012 premier van Frankrijk. Hijzelf en zijn echtgenote zijn later strafrechtelijk veroordeeld wegens verduistering van overheidsgeld. Voor het EHRM heeft Fillon gesteld dat de procedure niet aan de eisen van art. 6 EVRM voldeed, onder meer omdat de officier van justitie niet onafhankelijk en onpartijdig was. Dat acht het Hof niet relevant omdat het openbaar ministerie niet is belast met het geven van een oordeel over een strafvervolging in de zin van art. 6 EVRM. Ook verder is de procedure eerlijk verlopen, zodat de klacht kennelijk ongegrond en daarmee niet-ontvankelijk is.
25-09-2025
(Zaaknaam: Fillon e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0925DEC002432624, EHRC-2025-0231) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2018 heeft het EHRM in de zaak van Otegi Mondragon e.a. geoordeeld dat zij een oneerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM hebben gekregen. Otegi Mondragon e.a. hebben daarop verzocht om heropening van de strafzaak. Zij hebben hun verzoek zo vormgegeven dat het Spaanse Constitutionele Hof zich onbevoegd achtte om daarover te oordelen. Daardoor bleef de oorspronkelijke veroordelende uitspraak in stand. Het EHRM acht dit geen onredelijk of willekeurig oordeel en ziet geen nieuwe schending van art. 6 EVRM. Wel benadrukt het nogmaals het belang van heropenings-/herzieningsprocedures na vaststelling van een art. 6-schending door het EHRM.
25-09-2025
(Zaaknaam: Otegi Mondragon e.a. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2025:0925JUD001418624, EHRC-2025-0235) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Onderneming Italmoda en vier partners waren betrokken bij de inkoop en verkoop van goederen binnen de EU. In 2002 en 2006 heeft de Belastingdienst hen een naheffing opgelegd omdat zij door frauduleus gedrag geen btw hadden betaald. Italmoda en partners hebben hierover geprocedeerd, maar zijn in het ongelijk gesteld. Voor het EHRM hebben zij gesteld dat de naheffing een onvoorzienbare straf in de zin van art. 7 EVRM vormde. Het EHRM oordeelt echter dat hier geen sprake was van een punitieve sanctie, maar van een reparatoire maatregel. Art. 7 EVRM is dus niet van toepassing en de klacht is niet-ontvankelijk.
23-09-2025
(Zaaknaam: Italmoda Mariano Previti e.a. t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2025:0923DEC001639518, EHRC-2025-0232)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Zweedse agentschap Naturvårdsverket liet in 2022 een container met vermoedelijk gevaarlijk afval, bestemd voor Kameroen, via België tegenhouden en terughalen naar Zweden. Na terugkeer naar Zweden werd de inhoud van de container opgeslagen in een ontvangstinrichting. De verzender (IC) verzette zich hiertegen en stelde dat zijn eigendomsrecht werd geschonden. Het Hof oordeelde dat de terugname en verwerking van afval door de autoriteit geen onteigening vormt in de zin van artikel 17 lid 1 van het EU-Handvest, maar wel een beperking van het eigendomsrecht. Deze beperking is echter gerechtvaardigd en dient het doel van milieubescherming en gezondheid. Omdat de maatregel zorgvuldig is toegepast en rechtsbescherming mogelijk was, concludeert het Hof dat artikel 17 lid 1 Handvest niet is geschonden.
23-10-2025
(Zaaknaam: Naturvårdsverket (Traitement des déchets après reprise), ECLI:EU:C:2025:818, EHRC-2025-0234) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Bij Profil-Copy 2002 is wegens onregelmatigheden een Europese subsidie teruggevorderd. Het is naar Hongaars recht niet mogelijk om dat terugvorderingsbesluit aan te vechten. Er is wel een incidentele mogelijkheid om het te laten toetsen, maar die heeft geen schorsende werking. Het HvJ EU benadrukt dat in dit soort gevallen op basis van art. 47 Hv een doeltreffende voorziening in rechte moet bestaan. Een lidstaat hoeft daarvoor geen nieuwe rechtsmiddelen in het leven te roepen, maar bestaande rechtsmiddelen moeten wel effectief zijn. Incidentele toetsing kan dat zijn, maar dan is voor verenigbaarheid met art. 47 Hv een mogelijkheid van opschorting wel noodzakelijk.
16-10-2025
(Zaaknaam: Profil-Copy 2002, ECLI:EU:C:2025:795, EHRC-2025-0236)