Update
Uitspraken van 9 september 2025 tot 22 september 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 16 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van een kerkelijke rechtspersoon is in 1945 ruim 506.000 vierkante meter grond geconfisqueerd. Toen in 2013 een nieuwe wet in werking trad over de restitutie daarvan, bleek dat deze rechtspersoon maar in beperkte mate daarvoor in aanmerking kwam. De rechtspersoon procedeerde hierover, maar werd in het ongelijk gesteld. Daarbij paste het Constitutionele Hof een rechtspraaklijn toe die inmiddels was ‘overruled’. Het EHRM oordeelt dat daardoor in strijd is gehandeld met het vereiste van rechtszekerheid, zoals dat is gewaarborgd door art. 6 lid 1 EVRM.
11-09-2025
(Zaaknaam: Suverénní řád Maltézských rytířů – České velkopřevorství t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2025:0911JUD001544022, EHRC-2025-0202) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In dagblad Le Monde is in 2015 een artikel gepubliceerd waarin stukken waren opgenomen van een transcriptie van telefoongesprekken tussen de hoge politicus Guéant en zijn dochter. Tegen Guéant liep toen een strafrechtelijk onderzoek wegens betrokkenheid bij onder meer verduistering. Het gesprek getuigde van diepe ontreddering bij Guéant. Het EHRM overweegt dat het daarom en vanwege het algemeen belang aanvaardbaar was om erover te publiceren. Dat de dochter hierdoor in haar privéleven is geraakt, terwijl zij zelf geen publiek persoon was, weegt daarbij minder zwaar. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden (vier stemmen tegen drie).
11-09-2025
(Zaaknaam: Charki t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0911JUD002847322, EHRC-2025-0194) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.P. is in 2015 vanuit Griekenland naar de VS vertrokken, waar zij met G.A. twee kinderen kreeg. In 2020 is zij met de kinderen naar Griekenland teruggegaan. G.A. heeft onder de Haagse Conventie succesvol geprocedeerd wegens kinderontvoering. Het EHRM overweegt dat de kinderen duidelijke banden hebben met Griekenland en dat terugkeer naar de VS een substantiële verandering in hun leven zou betekenen. Ook gelet op het belang van de feitelijke beoordeling, had de nationale rechter ambtshalve moeten besluiten ook de kinderen te horen. Nu dat niet is gebeurd, is art. 8 EVRM geschonden.
09-09-2025
(Zaaknaam: M.P. e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0909JUD000206824, EHRC-2025-0198) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2015 verscheen op Facebook een bericht over een mensenrechtenactivist die door het Bulgaarse Helsinkicomité was genomineerd als ‘persoon van het jaar’. Hierop volgde een storm van negatieve commentaren, doxing en (doods)bedreigingen gericht aan deze persoon en twee anderen. Hiernaar is strafrechtelijk onderzoek gedaan, maar omdat de daders niet konden worden geïdentificeerd is dat geseponeerd. Gelet op de ernst van de bedreigingen en het belang van de bescherming van mensenrechtenactivisten, had volgens het Hof veel actiever en breder onderzoek gedaan moeten worden. Ook nu de slachtoffers nauwelijks in het onderzoek zijn betrokken, zijn art. 8 en 14 EVRM geschonden.
09-09-2025
(Zaaknaam: Ilareva e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0909JUD002472917, EHRC-2025-0197) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Apothekersassistente E.A. had een soort ‘SM-contract’ gesloten met haar afdelingshoofd. Later bleek dat feitelijk sprake was van zware intimidatie en vernedering, waar E.A. niet tegen bestand was. Er werd een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, maar uiteindelijk werd het afdelingshoofd vrijgesproken. Het Hof oordeelt dat de nationale autoriteiten te gemakkelijk hebben aangenomen dat uit het contract een wederzijdse instemming bleek. Zo is niet gekeken naar de machtsverschillen, het wraakzuchtige gedrag van het afdelingshoofd op de werkvloer en naar de verslechterde psychische en fysieke gezondheid van E.A. De staat is daardoor zijn verplichtingen onder art. 3 en 8 EVRM niet voldoende nagekomen.
04-09-2025
(Zaaknaam: E.A. en Association européenne contre les violences faites aux femmes au travail , ECLI:CE:ECHR:2025:0904JUD003055622, EHRC-2025-0195)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Russisch-Kirgizisch Ontwikkelingsfonds wilde bij de Belgische Raad van State procederen over de weigering bepaalde bevroren tegoeden vrij te geven. Doordat de tegoeden van het fonds waren bevroren onder een EU-sanctieregeling, kon het fonds echter ook niet het rolrecht en de forfaitaire bijdrage betalen die voor een gerechtelijke procedure nodig waren. Het HvJ EU oordeelt dat het kunnen betalen van deze bijdrage noodzakelijk is om de procedurele rechten onder art. 47 Hv uit te oefenen. Daardoor vallen de hiervoor benodigde middelen onder de uitzondering van vrijgave voor ‘dagelijkse behoeften’ in de sanctieverordening.
11-09-2025
(Zaaknaam: Russisch-Kirgizisch Ontwikkelingsfonds, ECLI:EU:C:2025:696, EHRC-2025-0201) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een serveerster raakt in samenhang met een handicap ziek, waardoor zij langdurig afwezig is. Na verstrijken van de wettelijke maximumtermijn van behoud van de arbeidsplaats (180 dagen) wordt zij ontslagen. Het HvJ EU overweegt dat zo’n wettelijke regeling indirect onderscheid op grond van handicap kan opleveren in de zin van richtlijn 2000/78, omdat mensen met een handicap vaker langdurig ziek zullen zijn. Een benadelende regeling als deze kan alleen gerechtvaardigd zijn als er voldoende compenserende of preventieve maatregelen bestaan. Daarnaast is de werkgever verplicht tot het onderzoeken van mogelijkheden tot redelijke aanpassingen.
11-09-2025
(Zaaknaam: Pauni, ECLI:EU:C:2025:689, EHRC-2025-0200) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
MSIG is in Frankrijk tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege het beramen en voorbereiden van een terroristische aanslag in Spanje. Na uitzitten daarvan is zij uitgeleverd aan Spanje, waar ze berecht zal worden voor het uitvoeren van de aanslag. Het HvJ EU zet de criteria uiteen om te kunnen bepalen of hier sprake kan zijn van ‘bis in idem’. Gelet op wat de verwijzende rechter heeft aangevoerd, acht het Hof aannemelijk dat in het voorliggende geval sprake zal zijn van berechting wegens ‘dezelfde feiten’ in de zin van art. 54 Schengenuitvoeringsovereenkomst, gelezen in het licht van art. 50 Hv.
11-09-2025
(Zaaknaam: MSIG, ECLI:EU:C:2025:688, EHRC-2025-0199) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
G.L. wil een aangepast werkrooster krijgen omdat zij de zorg draagt voor een ernstig gehandicapt kind. Dit wordt niet gehonoreerd en zij wordt ontslagen. Het HvJ EU overweegt dat hierbij sprake is van indirecte associatieve discriminatie. Een dergelijke discriminatie, die wordt ingegeven door de zorg voor een gehandicapt kind in plaats van de handicap van de werknemer, valt binnen het toepassingsbereik van richtlijn 2000/78, het EVRM en het VN-Gehandicaptenverdrag. Daarnaast kan uit art. 5 van richtlijn 2000/78 een verplichting worden afgeleid voor de werkgever om redelijke aanpassingen te maken die de zorg voor het gehandicapte kind kunnen accommoderen.
11-09-2025
(Zaaknaam: Bervidi, ECLI:EU:C:2025:690, EHRC-2025-0193) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
AR heeft vijf jaar lang op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten gewerkt bij een ‘paritaire’ school. Toen hij daarna voor vast werd aangesteld bij een openbare school, werden deze ervaringsjaren niet meegeteld als anciënniteitsjaren. Volgens AR levert dit verboden onderscheid op grond van de tijdelijke aard van de arbeidsovereenkomst op, maar het HvJ EU oordeelt dat het primair is ingegeven door de aard van de onderwijsinstelling. Daardoor is de relevante EU-raamovereenkomst niet van toepassing, en daarmee valt de kwestie op grond van art. 51 lid 1 Hv ook buiten het toepassingsbereik van art. 20 en 21 Hv.
04-09-2025
(Zaaknaam: Gnattai, ECLI:EU:C:2025:653, EHRC-2025-0196) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In een IE-zaak uit 2004 was destijds definitief uitspraak gedaan, maar in 2020 heeft de procureur-generaal een buitengewoon beroep ingesteld. Na uitspraak door een bijzondere kamer van de Hoge Raad werd de zaak voor herbeoordeling terugverwezen. Het HvJ EU heeft eerder al overwogen dat de betreffende kamer niet als onafhankelijke, onpartijdige en vooraf bij recht ingestelde rechter kan worden gezien. In dat geval is de lagere rechter niet gebonden aan de beslissing tot terugverwijzing en herbeoordeling. Als de voorrang van het Unierecht op het spel staat, moet de beslissing zelfs worden aangemerkt als non-existent.
04-09-2025
(Zaaknaam: AW ‘T’, ECLI:EU:C:2025:649, EHRC-2025-0192) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een rechtbank heeft de vraag voorgelegd of zij bij de toetsing van een bewaringsmaatregel met het oog op verwijdering ambtshalve rekening moet houden met het refoulementverbod en de privé- en gezinssituatie van een asielzoeker. Het HvJ EU oordeelt dat bewaring alleen is toegestaan als er een werkelijk vooruitzicht van terugkeer is. Dat is er niet als er bij terugkeer een reëel risico is van onmenselijke en vernederende behandeling. Dat moet ambtshalve worden onderzocht bij toetsing van de bewaringsmaatregel. Ook de belangen van een kind en het privé- en gezinsleven moeten hierbij worden beoordeeld, al gaat het daarbij om beperkbare grondrechten.
04-09-2025
(Zaaknaam: Adrar, ECLI:EU:C:2025:647, EHRC-2025-0191)