Update
Uitspraken van 29 juli 2025 tot 8 september 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 15 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
In deze nieuwsbrief ook een annotatie bij een Roemeens verzoek om een Advisory Opinion (nr. P16-2024-002) onder Protocol 16, waarover eerder al een nieuwsbericht is gepubliceerd.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journaliste nam deel aan een demonstratie die was verboden door de burgemeester van Warschau. Uiteindelijk bracht de politie de demonstranten over naar een afgesloten binnenplaats. Daar toonde de journaliste haar ID en perskaart, maar zij werd vervolgens toch twee uur vastgehouden. Dit levert vrijheidsbeneming op in de zin van art. 5 lid 1 EVRM. Daarvoor bestond geen wettelijke grondslag of rechtvaardiging; het checken van de identiteit nam hier wel erg veel tijd in beslag. Op de vraag of de uitings- of demonstratievrijheid is geschonden gaat het Hof niet in omdat de nationale rechtsmiddelen niet zijn uitgeput.
31-08-2025
(Zaaknaam: Siedlecka t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2025:0731JUD001337518, EHRC-2025-0185) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vervele procedeert sinds 2001 over uitbetaling van achterstallige salaristoeslagen, maar pas in 2020 wordt in hoogste instantie uitspraak gedaan in haar zaak. Het Hof wijst erop dat het in eerdere rechtspraak heeft geoordeeld dat het beschikbare Griekse rechtsmiddel voor vergoeding bij onredelijk lang durende procedures in beginsel effectief is. Het moet nu echter vaststellen dat er veel tekortkomingen zijn: rechters hebben weinig ruimte om de duur van de gehele procedure te beoordelen en passen niet de EHRM-criteria toe. Dit betekent dat dit rechtsmiddel niet hoeft te worden uitgeput en dat in dit geval art. 6 en 13 EVRM zijn geschonden.
26-08-2025
(Zaaknaam: Vervele t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0826JUD003401220, EHRC-2025-0188) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een eigendomskwestie is eerst geoordeeld door de Hoge Raad en daarna door het Constitutionele Hof. Van zes rechters die in het Constitutionele Hof beslisten waren er drie al vanuit de Hoge Raad bij de zaak betrokken geweest. Het EHRM oordeelt dat er dan gerechtvaardigde twijfel aan hun objectieve onpartijdigheid kan ontstaan. Die had kunnen worden geadresseerd als de rechters zich hadden verschoond, maar dat is niet gebeurd. Bovendien was er geen quorum in het Constitutioneel Hof om over dit soort kwesties te beslissen. Daarmee zijn er onvoldoende waarborgen voor onpartijdigheid geboden, in strijd met art. 6 EVRM.
26-08-2025
(Zaaknaam: Kroi en Nocka t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2025:0826JUD008405617, EHRC-2025-0181) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ftiti is in 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf en heeft daarop hoger beroep ingesteld. Omdat hoger beroep naar Grieks recht geen schorsende werking heeft, moest hij zijn straf meteen uitzitten. Het lukte de staat pas in 2015 om een hoorzitting in hoger beroep in te plannen. Ftiti had toen het minimumdeel van zijn straf uitgezeten en was voorwaardelijk vrijgelaten. Het EHRM oordeelt dat in die omstandigheden het recht op hoger beroep zinledig wordt, omdat er geen ruimte meer is om in eerste aanleg gemaakte fouten zinvol te herstellen. Daardoor is het recht op hoger beroep (art. 2 P7 EVRM) geschonden.
26-08-2025
(Zaaknaam: Ftiti t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0826JUD003795714, EHRC-2025-0180) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
B.A. heeft aangifte gedaan van huiselijk geweld, waaronder psychisch geweld, door haar ex-partner, maar de zaak is vanwege verjaring uiteindelijk niet verder onderzocht. Het EHRM aanvaardt dat de IJslandse wetgeving hierover, inclusief de korte verjaringstermijnen, op zichzelf verenigbaar zijn met het Verdrag van Istanboel. Dat psychisch geweld nog niet zelfstandig strafbaar is gesteld is niet onredelijk. Verder is onvoldoende gebleken van stelselmatige, systematische benadeling van vrouwen door de wetgeving en toepassingspraktijk. Zeker nu het onderzoek in dit geval als zodanig wel zorgvuldig was, zijn art. 3, 8 en 14 EVRM niet geschonden.
26-08-2025
(Zaaknaam: B.A. t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2025:0826JUD001700620, EHRC-2025-0174) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Coulibaly heeft in 2007 een asielverzoek ingediend in België, maar dat is afgewezen. Uiteindelijk is hem in 2017 een uitzettingsbevel opgelegd, maar daaraan heeft hij geen gehoor gegeven. Daarop is hij in bewaring genomen, maar hij weigerde in het vliegtuig te stappen dat hem zou repatriëren. Het EHRM beoordeelt de rechterlijke toetsing van de hechtenis die daarop is gevolgd. Die was inhoudelijk en voldoende gericht op de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring. Van strijd met art. 5 lid 4 EVRM is dan ook geen sprake.
24-07-2025
(Zaaknaam: Coulibaly t. België, ECLI:CE:ECHR:2025:0724JUD004297519, EHRC-2025-0176) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de mislukte militaire coup in 2016 zijn in Turkije duizenden mensen vervolgd vanwege hun vermeende betrokkenheid bij de organisatie FETÖ/PDY. In heel veel gevallen zijn zij veroordeeld wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie louter omdat zij de communicatie-app ByLock hadden gedownload en die alleen door FETÖ/PDY-leden zou worden gebruikt. De Grote Kamer heeft in Yüksel Yalçınkaya t. Turkije al geoordeeld dat dit in strijd is met art. 6 lid 1 en 7 EVRM. Het volgt dit oordeel nu in 239 voorgelegde zaken, waarbij het niet relevant acht dat in die individuele zaken mogelijk ook ander bewijs bestond van lidmaatschap.
22-07-2025
(Zaaknaam: Demirhan e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2025:0722JUD000159520, EHRC-2025-0178) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Uit onderzoek is gebleken dat bij de Lagerhuisverkiezingen in 2019 sprake kan zijn geweest van Russische inmenging via desinformatie en nepnieuws. Drie Lagerhuisleden willen dat de regering nader onderzoek instelt, maar dit is geweigerd. Het EHRM benadrukt dat dit type inmenging ernstige consequenties kan hebben voor het kiesrecht. Tegelijkertijd moet bij het aanpakken ervan een zorgvuldige balans worden gevonden met de uitingsvrijheid en informatierechten. Staten hebben daarbij veel ruimte. Gebleken is niet dat het VK die ruimte verkeerd heeft benut; er is de nodige actie ondernomen. Art. 3 EP is niet geschonden door geen nader onderzoek in te stellen.
22-07-2025
(Zaaknaam: Bradshaw e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0722JUD001565322, EHRC-2025-0175) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Y.K. is een Turk van Koerdische afkomst die in Kroatië asiel aan wilde vragen. Die mogelijkheid is hem onthouden en hij is na een periode van vreemdelingenbewaring voorzien van een busticket naar Noord-Macedonië. Het EHRM overweegt dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn mogelijkheid om in Kroatië asiel aan te vragen en dat hij ten onrechte niet is bijgestaan door een advocaat. Daarnaast is onvoldoende onderzocht of zijn rechten in Noord-Macedonië voldoende zouden worden beschermd. Gelet daarop is art. 3 EVRM geschonden.
17-07-2025
(Zaaknaam: Y.K. t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2025:0717JUD003877621, EHRC-2025-0189) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Siles Cabrera woont sinds 2005 in Spanje met zijn echtgenoten en zijn autistische zoon, maar zijn verblijf is nooit geregulariseerd. In 2018 heeft hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning wegens sociale worteling ingediend, maar die is afgewezen omdat hij niet aan de gestelde inkomenseis voldeed. Het EHRM acht het voor dit type verblijfsvergunning niet onredelijk om een inkomenseis te stellen. Klager heeft bovendien ononderbroken verblijfsmogelijkheden gehad en zijn gezinsleven is niet verstoord. Nu er ook nog andere mogelijkheden waren om zijn verblijf te regulariseren, is het afwijzen van dit specifieke verzoek niet in strijd met art. 8 EVRM.
17-07-2025
(Zaaknaam: Siles Cabrera t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2025:0717JUD000521223, EHRC-2025-0186) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Opalenko is aangehouden op verdenking van de moord op zijn moeder en een nichtje. Hij schreef een bekennende verklaring zonder bijstand door een advocaat die hij daarna, wel met bijstand, twee keer bevestigde. Later heeft hij zijn bekentenissen ingetrokken. Volgens het EHRM is niet gebleken dat klager de schriftelijke verklaring onder druk heeft afgelegd en de veroordeling is uiteindelijk vooral gebaseerd op ander bewijsmateriaal. In deze omstandigheden zijn art. 6 lid 1 en 6 lid 3 (c) niet geschonden. Wel heeft de procedure in strijd met art. 6 lid 1 EVRM te lang geduurd.
17-07-2025
(Zaaknaam: Opalenko t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0717JUD004667318, EHRC-2025-0183) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de Georgische parlementsverkiezingen van 2020 zijn demonstraties georganiseerd. Mzhavanadze en Rukhadze zijn veroordeeld tot drie dagen administratieve detentie omdat zij daarbij onder meer de weg hadden geblokkeerd en een politieauto het doorrijden hadden verhinderd. Het Hof constateert dat de rechter bij Rukhadze daarbij te veel gewicht heeft gehecht aan politieverklaringen, in strijd met art. 6 EVRM. In beide gevallen stond de straf bovendien niet in verhouding tot de overtredingen en het belang van het kunnen deelnemen aan een (verder vreedzame) demonstratie, zodat ook art. 11 EVRM is geschonden.
15-07-2025
(Zaaknaam: Mzhavanadze en Rukhadze t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2025:0715JUD002976021, EHRC-2025-0182)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Twee vluchtelingen hebben in 2023 in Ierland asiel aangevraagd. Doordat de asielcentra overvol waren, konden zij daar geen onderdak krijgen. Noodgedwongen sliepen zij op straat in onhygiënische en onveilige omstandigheden; ook hadden zij onvoldoende eten. Volgens het HvJ EU moeten lidstaten altijd zorgen voor voldoende materiële opvangvoorzieningen, zodat een menswaardige levensstandaard gegarandeerd is die de gezondheid en het levensonderhoud verzekert. Dat sprake is van een ‘noodsituatie’ waardoor onverwacht de opvangvoorzieningen overvol zitten, doet daaraan niet af. Als niet wordt voorzien in deze minimale levensstandaard, levert dit een voldoende gekwalificeerde schending van Unierecht op die een schadevergoeding kan rechtvaardigen.
01-08-2025
(Zaaknaam: The Minister for Children, Equality, Disability, Integration and Youth e.a., ECLI:EU:C:2025:594, EHRC-2025-0187) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Voetbalfederatie FIFA schrijft in geschillen tussen voetbalclubs en andere private partijen verplicht arbitrage voor door het internationale arbitragehof CAS. Het HvJ EU acht dergelijke verplichte arbitrage onder omstandigheden te billijken. Wel moet de nationale rechter in EU-lidstaten het arbitrale vonnis steeds kunnen toetsen aan de rechten en beginselen die behoren tot de openbare orde van de Unie, zoals vrijverkeersrechten. Ook moet hij daaraan de nodige rechtsgevolgen kunnen verbinden – zoals het niet toekennen van bewijskracht – en moet hij voorlopige maatregelen kunnen opleggen. Als nationaal recht daaraan in de weg staat, moet de nationale rechter dat buiten toepassing laten, zonodig ambtshalve.
01-08-2025
(Zaaknaam: Royal Football Club Seraing, ECLI:EU:C:2025:617, EHRC-2025-0184) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Tegen KP is een strafzaak gevoerd op verdenking van bezit en handel in marihuana. De openbaar aanklager heeft de aanklacht van drugshandel laten vallen, maar volgens de nationale rechter is die aanklacht toch bewijsbaar. Het HvJ EU oordeelt dat een nationale wettelijke regeling die een strafrechter de verplichting oplegt om zich volgens zijn innerlijke overtuiging over de tenlastelegging uit te spreken, zonder dat hij gebonden is aan de door de openbaar aanklager ter terechtzitting naar voren gebrachte bevindingen aangaande de schuld van de beklaagde, niet in strijd is met de in art. 47 Hv neergelegde vereisten.
01-08-2025
(Zaaknaam: Dimnev, ECLI:EU:C:2025:595, EHRC-2025-0179) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In vijf cassatiezaken heeft de president van de Poolse Hoge Raad een kamer samengesteld uit een rechter uit de civiele kamer en twee uit de kamer voor arbeids- en socialezekerheidszaken. De president zelf is benoemd in een procedure die niet verenigbaar is met art. 19 lid 2 VEU. Dat maakt echter nog niet dat ook dit soort organisatorische maatregelen automatisch in strijd zijn met het beginsel van onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak. Het gaat hier om praktische maatregelen die door legitieme overwegingen van een efficiënte afhandeling van zaken worden gerechtvaardigd.
01-08-2025
(Zaaknaam: Daka, ECLI:EU:C:2025:592, EHRC-2025-0177)