Update
Uitspraken van 1 juli 2025 tot 14 juli 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 13 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Seydi en vijf anderen zijn onderworpen aan identiteitscontroles, die volgens hen waren ingegeven door etnische profilering. Het EHRM stelt vast dat de zaken door de Franse rechters uiterst zorgvuldig zijn beoordeeld en dat zij ook correcte bewijsmaatstaven hebben aangelegd. In vijf van de gevallen is ook niet gebleken van een vermoeden van ongelijke behandeling naar etniciteit. In een zesde geval is dat anders, nu daar uit de concrete omstandigheden – bezien in samenhang met statistisch bewijs over profilering – ‘prima facie’ een geval van etnische profilering is gebleken. Nu daarvoor geen rechtvaardiging is gegeven, is daar art. 8 jo. 14 EVRM geschonden.
26-06-2025
(Zaaknaam: Seydi e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0626JUD003584417, EHRC-2025-0153) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
S.O. had voor een borstbesparende operatie een informed-consentformulier ondertekend waarin stond dat zij eventuele variaties in de operatietechniek accepteerde. Tijdens de operatie werd een tepel volledig weggehaald, zonder dat klaagster dat had verwacht en zonder dat dat was besproken. Het Hof merkt op dat iemand zonder medische kennis niet uit het informed-consentformulier had kunnen afleiden dat een tepelverwijdering tot de variaties in operatietechniek behoorde. Tegelijkertijd had dit wel grote gevolgen voor S.O.’s zelfbeeld en seksuele leven. Daaraan hebben de autoriteiten onvoldoende aandacht gegeven, zodat S.O.’s recht op respect voor het privéleven (art. 8 EVRM) is geschonden.
26-06-2025
(Zaaknaam: S.O. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2025:0626JUD000574222, EHRC-2025-0150) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Syriëganger is in 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf met een proeftijd, met als voorwaarde dat hij zich niet naar oorlogsgebieden mocht begeven. In 2016 heeft hij een paspoort aangevraagd, maar dat is geweigerd vanwege het risico dat hij weer naar Syrië was gegaan. In 2021 is hem alsnog een paspoort toegekend. Het Hof acht de weigering niet in strijd met de bewegingsvrijheid van art. 2 P4 EVRM. Er waren voldoende concrete indicaties dat er een risico was van terugkeer naar Syrië, de duur van de ontzegging was niet buitensporig en in de procedure is voldoende toegang tot informatie geboden.
26-06-2025
(Zaaknaam: Cimpaka Kapeta t. België, ECLI:CE:ECHR:2025:0626JUD005500018, EHRC-2025-0141) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Benyukh zit een levenslange gevangenisstraf uit. Tijdens zijn gevangenisstraf zijn om medische redenen bijna al zijn tanden en kiezen getrokken. Daardoor heeft hij veel pijn bij het eten, is zijn gezicht veranderd en heeft hij spraakmoeilijkheden. De gemeente weigerde een vergoeding voor een kunstgebit om formele en budgettaire redenen. Pas na bijna twee jaar heeft Benyukh op voorspraak en op kosten van een NGO alsnog een kunstgebit gekregen. Volgens het Hof is er geen twijfel over mogelijk dat Benyukh daardoor stress en vernedering heeft ervaren, zodat is gehandeld in strijd met art. 3 EVRM.
26-06-2025
(Zaaknaam: Benyukh t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0626JUD003915020, EHRC-2025-0139) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Alakhverdyan is aanvankelijk ondervraagd als getuige bij een dodelijk steekincident. Daarna heeft hij – volgens hem na financiële druk en foltering – zonder bijstand door een advocaat bekentenissen afgelegd en heeft hij informatie gegeven die vervolgens leidend is geweest voor het onderzoek. Hoewel de bekentenissen uiteindelijk als bewijsmateriaal zijn uitgesloten, heeft nooit een volledige herbeoordeling van de zaak plaatsgevonden. Het EHRM ziet dat als zeer problematisch, nu de bekentenissen het onderzoek sterk hebben beïnvloed. Daardoor is gehandeld in strijd met art. 6 lid 1 en lid 3 (b)-(d) EVRM.
26-06-2025
(Zaaknaam: Alakhverdyan t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0626JUD000883820, EHRC-2025-0138) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Sagir e.a. willen een culturele vereniging van Turkse vrouwen in de prefectuur Xanthi registreren. Dit wordt echter geweigerd omdat de naam misleidend zou zijn en de Turkse minderheid in Griekenland niet als etnische minderheid wordt erkend. Het Hof overweegt dat het behartigen van de belangen van een etnische minderheid niet kan worden gezien als een bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Integendeel, erkenning is juist een blijk van pluralisme en van respect voor zelfidentificatie. Nu de weigering niet is ingegeven door het belang van de openbare orde, is deze is in strijd met de verenigingsvrijheid van art. 11 EVRM.
24-06-2025
(Zaaknaam: Sagir e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0624JUD003472418, EHRC-2025-0152) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het hoofd van een nationale politie-inspectie bleek na inspectie geen correcte opgave te hebben gedaan van zijn bezittingen. Ook kon hij de herkomst van een aantal aanzienlijke bedragen niet goed verklaren. Uiteindelijk is daarom een bedrag van 59.000 euro in beslag genomen. Het Hof benadrukt het grote belang van verificatieprocedures voor corruptiebestrijding. De procedure is zorgvuldig ingericht en met voldoende waarborgen omkleed. Dat iemand uiteindelijk zelf de herkomst van middelen moet aantonen is niet problematisch. De inbeslagname is dan ook niet in strijd met art. 6 lid 1 en 1 EP EVRM.
24-06-2025
(Zaaknaam: Pacurar t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0524JUD001798518, EHRC-2025-0147) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.L. wilde na de scheiding van D.B.L. contact houden met hun dochter D., maar op aanklacht van D.B.L. werd M.L. vervolgd op verdenking van huiselijk geweld. In verband daarmee werd hem gedurende de procedure een contactverbod met D. opgelegd. Het EHRM acht het initiële opleggen van dit verbod in de omstandigheden redelijk. Naarmate de procedure langer duurde bleek echter dat er weinig bewijs was tegen M.L. Zeker nu de rechters de redelijkheid van voortduring van het contactverbod niet regelmatig beoordeelden en daarbij ook niet de beste belangen van D. betrokken, oordeelt het Hof dat art. 8 EVRM is geschonden.
24-06-2025
(Zaaknaam: M.L. t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2025:0624JUD003020, EHRC-2025-0145) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Deze zaak betreft het Hongaarse ‘ambassadestelsel’ voor asielzoekers, waarbij het uitgangspunt is dat asielverzoeken alleen worden behandeld als ze via een buitenlandse ambassade zijn ingediend. In het land zelf ingediende verzoeken worden niet behandeld en de asielzoekers worden onmiddellijk de grens overgezet. Het Hof oordeelt in lijn met een eerdere uitspraak van het HvJ EU dat dit stelsel onaanvaardbaar is; het komt in strijd met art. 4 P4 EVRM en art. 13 EVRM. Onder art. 46 EVRM geeft het Hof als aanwijzing dat Hongarije onmiddellijk passende maatregelen moet treffen om verdere collectieve uitzettingen te voorkomen en voldoende rechtsmiddelen moet bieden.
24-06-2025
(Zaaknaam: H.Q. e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0624JUD004608421, EHRC-2025-0144) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vijf Duitse en/of Turkse staatsburgers zijn tussen 2012 en 2014 aangehouden bij de Servische grens, waarbij bleek dat ze hogere contante geldbedragen bij zich hadden dan de toegestane 10.000 euro. Voor het niet-aangeven daarvan is hen niet alleen een boete opgelegd, maar ook zijn de bedragen geheel of gedeeltelijk in beslag genomen. Die consequentie acht het Hof niet voorzienbaar en ook niet legitiem en proportioneel met het oog op het gestelde doel van het tegengaan van witwassen. Art. 1 EP EVRM is dan ook geschonden.
24-06-2025
(Zaaknaam: Aksungur e.a. t. Servië, ECLI:CE:ECHR:2025:0624JUD006908013, EHRC-2025-0137) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A heeft samen met C een kind (B) gekregen, maar zij zijn daarna gescheiden. C heeft omgangsrecht gekregen, maar maakte daarvan volgens A misbruik. In de procedure hierover is geoordeeld door rechter F, waarvan bleek dat zij in een eerdere scheidingszaak was vertegenwoordigd door advocaat G, die nu C vertegenwoordigde. Het EHRM overweegt dat dit niet direct problematisch is omdat de procedure waarin G betrokken was al was beëindigd; Malta is bovendien een klein land waar dit soort verhoudingen bijna onvermijdelijk is. De omgangsrechtelijke procedure is verder niet onredelijk geweest. Art. 6 en 8 EVRM zijn niet geschonden.
24-06-2025
(Zaaknaam: A en B t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2025:0624JUD000498624, EHRC-2025-0136) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Oud-burgemeester Ravier is verkozen tot gemeenteraadslid, maar is vervolgens strafrechtelijk vervolgd wegens verkiezingsfraude. Tegelijkertijd hebben tegenkandidaten bestuursrechtelijk geprocedeerd vanwege de invloed van de vermeende fraude op de verkiezingen. In die procedure heeft de Raad van State Raviers verkiezing nietig verklaard vanwege frauduleuze handeling. De strafzaak loopt nog. Het EHRM overweegt dat de Raad van State de onschuldpresumptie niet heeft geschonden door zijn oordeel over de frauduleuze handelingen, vooral nu dit een term is die ook in de kieswet voorkomt en de Raad van State niet buiten dat domein is getreden. Art. 6 lid 2 EVRM is daarom niet geschonden.
19-06-2025
(Zaaknaam: Ravier t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0619JUD003232422, EHRC-2025-0149) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat is nalatig geweest bij het betalen van belastingen en daarom is hem een waarschuwing opgelegd. Hij heeft de staat verzocht het openstaande bedrag te verrekenen met enkele bedragen die de staat op zijn beurt nog verschuldigd was, maar dat verzoek is afgewezen. De staat heeft de verschuldigde bedragen wel betaald, maar heeft ook beslag gelegd op de bankrekening van de advocaat om de openstaande bedragen te kunnen incasseren. Het EHRM acht het niet onredelijk dat de nationale wetgeving niet voorziet in de door de advocaat gewenste verrekeningsmogelijkheid. Art. 1 EP EVRM is hierdoor niet geschonden.
17-06-2025
(Zaaknaam: Radobuljac t. Kroatië (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2025:0617JUD003878518, EHRC-2025-0148) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bülent Bekdemir is aangehouden op verdenking van ordeverstoringen en afpersing. Hij heeft buiten aanwezigheid van een advocaat verklaringen afgelegd die hij later heeft ingetrokken, maar die toch betrokken zijn in zijn uiteindelijke veroordeling. Het Hof overweegt dat weliswaar ander bewijsmateriaal een rol heeft gespeeld in de procedure, maar dat de oorspronkelijke verklaringen wel een narratief en een frame hebben gevormd waarbinnen de procedure zich verder heeft afgespeeld. Daardoor zijn de verklaringen toch vrij bepalend geweest en hadden er voldoende compenserende maatregelen moeten zijn. Nu die niet zijn geboden, is art. 6 EVRM geschonden.
17-06-2025
(Zaaknaam: Bulent Bekdemir t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2025:0617JUD004288118, EHRC-2025-0140)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2021 hebben de voorzitters van de Waalse en Vlaamse advocatenbalies geprocedeerd over het ontbreken van een effectief rechtsmiddel voor derdelanders wier visumaanvraag voor studiedoeleinden is afgewezen. Het HvJ EU oordeelt dat art. 47 en richtlijn 2016/801 niet vergen dat de rechter na nietigverklaring van een afwijzing zelf in de zaak voorziet of de bevoegde organen verplicht tot het nemen van een nieuw besluit. Wel is het voor het effectief kunnen benutten van de studiemogelijkheden noodzakelijk dat de lidstaat verzekert dat na nietigverklaring binnen korte termijn een nieuw besluit wordt genomen.
19-07-2025
(Zaaknaam: Darvate e.a. , ECLI:EU:C:2025:461, EHRC-2025-0142) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Via twee mediawebsites zijn programma’s uitgezonden waarin denigrerende uitspraken zijn gedaan over lhbti+ personen en waarin politici zijn beschuldigd van pedofiliebetrokkenheid. Zij konden daarvoor naar nationaal recht niet worden bestraft omdat de omzettingswetgeving van richtlijn 2010/13 zich niet uitstrekt tot via internet uitgezonden programma’s. Het HvJ EU oordeelt dat dit in strijd komt met het beginsel van menselijke waardigheid en het gelijkheidsbeginsel zoals dat ook in de richtlijn tot uitdrukking komt. Gelet op het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 49 lid 1 Hv) is dat echter niet oplosbaar door een extensieve interpretatie van de bestaande wetgeving.
26-06-2025
(Zaaknaam: Makeleio, ECLI:EU:C:2025:484, EHRC-2025-0146) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een bank heeft een kredietovereenkomst gesloten met particulieren, waarbij als beding in de algemene voorwaarden was opgenomen dat bij een betalingsachterstand de gezinswoning via een hypotheek gedwongen kon worden verkocht. Het HvJ EU oordeelt dat richtlijn 93/13 op zo’n rechterlijke procedure van toepassing is en dat art. 6 en 7 van deze richtlijn, gelezen in het licht van art. 7 en 47 Hv, zich verzetten tegen een nationale regeling waarbij de gedwongen executie van een gezinswoning kan worden voortgezet, ondanks een verzoek om opschorting van de maatregel en ondanks het feit dat het gaat om een mogelijk oneerlijk beding.
24-06-2025
(Zaaknaam: GR REAL, ECLI:EU:C:2025:474, EHRC-2025-0143)