Update
Uitspraken van 17 juni 2025 tot 30 juni 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 12 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
T.H. identificeert zich als non-binair of intergender. Daarom wil hen ook geen geslachtsveranderende operatie ondergaan. Wel wil hen dat de geslachtsaanduiding in het geboorteregister wordt veranderd, liefst naar intergender, maar eventueel naar vrouw. Dat kan in Tsjechië echter alleen na een operatie en sterilisatie. Het Hof gaat niet in op de noodzaak van een ‘derde hokje’, maar herhaalt wel zijn eerdere rechtspraak dat het vereisen van een geslachtsverandering voor wijziging van de geslachtsregistratie in strijd is met art. 8 EVRM. Dat geldt tot het moment waarop de net aangenomen wetgeving in werking treedt waardoor wijziging zonder geslachtsverandering mogelijk is.
12-06-2025
(Zaaknaam: T.H. t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2025:0612JUD003303722, EHRC-2025-0134) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Krpelik heeft een laag IQ en een lichte geestelijke beperking. Hij is aangehouden op verdenking van inbraak. Hij heeft afstand gedaan van bijstand door een advocaat en heeft bij de politie een bekentenis afgelegd. Het Hof wijst erop dat bij de politie bekend was dat klager zich in een kwetsbare positie bevond. Zijn afstandverklaring had dan ook niet zomaar mogen worden geaccepteerd. Nu deze heeft geresulteerd in een verklaring die bepalend is geweest voor een veroordeling tot twee jaar gevangenisstraf, is sprake geweest van een oneerlijk proces, in strijd met art. 6 lid 1 en lid 3 (c) EVRM.
12-06-2025
(Zaaknaam: Krpelik t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2025:0612JUD002396321, EHRC-2025-0127) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
B.T. – van Roma-afkomst – is de moeder van B.K.CS. Na de geboorte van B.K.CS. werd hij in het ziekenhuis gehouden en in een pleeggezin geplaatst, omdat de autoriteiten vonden dat B.T. niet goed genoeg voor hem kon zorgen. Ook haar andere vijf kinderen stonden onder zorg van de kinderbeschermingsautoriteiten en zij rookte zwaar. Het Hof oordeelt dat een zo zware maatregel veel zorgvuldiger en steviger moet worden genomen en onderbouwd. Art. 8 EVRM is dan ook geschonden. Dat geldt niet voor art. 14 EVRM, nu niet is gebleken dat de beslissingen waren gemotiveerd door de Roma-afkomst van B.T. en haar zoon.
10-06-2025
(Zaaknaam: B.T. en B.K.CS. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0610JUD000458116, EHRC-2025-0124) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Cypriotisch bedrijf heeft een gebouwencomplex in het gebied dat in 1974 door Turkije is bezet. Het complex wordt inmiddels beheerd door een Turks-Cypriotische organisatie. De onderneming heeft in 2010 een verzoek om restitutie en schadevergoeding ingediend bij de toen nieuwe commissie voor onroerende zaken (IPC), maar door tal van vertragingen is deze procedure nog niet afgerond. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat de IPC een effectief rechtsmiddel kan bieden, maar overweegt nu dat de vertragingen in strijd zijn met art. 1 EP EVRM. Onder art. 46 overweegt het dat daarvoor effectief rechtsherstel moet kunnen worden verkregen.
10-06-2025
(Zaaknaam: K.V. Mediterranean Tours Limited t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2025:0610JUD004112017, EHRC-2025-0126) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Á.F.L. heeft verschillende beperkingen die het moeilijk te maken om voor zijn dochtertje te zorgen. Daarom worden vader en kind tijdelijk opgevangen in een gespecialiseerd centrum. Ook krijgt hij veel individuele begeleiding om zijn zorgvaardigheden te versterken. Als dat uiteindelijk niet lukt, wordt het kind in een pleeggezin geplaatst; er bestaat nog wel contact tussen vader en kind. Het EHRM oordeelt dat hier zeer zorgvuldig is gehandeld, waarbij de belangen van het kind voorop hebben gestaan, maar ook zo goed mogelijk is geprobeerd de beperkingen van Á.F.L. te accommoderen. Art. 8 jo. 14 EVRM zijn dan ook niet geschonden.
10-06-2025
(Zaaknaam: A.F.L. t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2025:0610JUD003578922, EHRC-2025-0122) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocate die de belangen behartigt van een Pride-organisator in Chișinău is verschillende keren agressief bejegend door haar buurman. Zij heeft daarvan video’s gemaakt en die op Facebook geplaatst. De video’s zijn overgenomen door de nationale media en hadden veel impact. De buurman heeft een klacht ingediend wegens privacyschending en is in het gelijk gesteld. Het EHRM oordeelt dat de nationale rechter daarbij ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het belang van de publicatie en de sterk homofobe aard van de getoonde agressie. Door te bevelen de video’s te verwijderen is dan ook de uitingsvrijheid (art. 10 EVRM) geschonden.
05-06-2025
(Zaaknaam: Straisteanu t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2025:0605JUD000998920, EHRC-2025-0133) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Spivak werd in 2011 in verwarde toestand aangehouden op verdenking van poging tot moord op een kennis. Hij werd daarop gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij bijna twee jaar vast heeft gezeten. Het Hof overweegt dat de nationale rechter al heeft vastgesteld dat de gedwongen opname gedurende een bepaalde periode onrechtmatig was. Art. 5 lid 1 EVRM is daarom geschonden. Ook lid 4 van art. 5 EVRM is geschonden, omdat er geen goed rechterlijk toezicht mogelijk was. Tot slot zijn art. 3 en 13 EVRM geschonden doordat klager gedwongen medicatie is toegediend, zonder mogelijkheid om daartegen op te komen.
05-06-2025
(Zaaknaam: Spivak t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0605JUD002118015, EHRC-2025-0132) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een radioloog heeft bij een patiënte aanvankelijk geen gebroken heup gediagnosticeerd. Later is die diagnose alsnog gesteld en is de patiënte geopereerd, maar een maand later is zij overleden. De radioloog is vervolgd wegens dood door schuld. Deskundigen stelden dat er onvoldoende causaal verband aantoonbaar was tussen de diagnosefout en het overlijden. In hoger beroep kwam de rechter tot een ander oordeel, zonder de deskundigen opnieuw te horen. Vanwege het belang van de deskundigenrapporten voor de veroordeling en van het mondeling kunnen ondervragen van de deskundigen, concludeert het Hof dat art. 6 lid 1 EVRM door dit nalaten is geschonden.
05-06-2025
(Zaaknaam: Anna Maria Ciccone t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0605JUD002149217, EHRC-2025-0123) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Cioffi heeft in 2001 deelgenomen aan een anti-globaliseringsoperatie. Met een heel aantal anderen is hij daarbij gewond geraakt en is hij vervolgens rechtstreeks vanaf de eerste hulp overgebracht naar het politiebureau. In Italië is al vastgesteld dat daarbij sprake is geweest van onmenselijke en vernederende behandeling. Door verstrijken van de verjaringstermijnen konden de verantwoordelijken hiervoor echter niet worden bestraft. Het EHRM herinnert eraan dat het dit al eerder in strijd met art. 3 EVRM heeft bevonden, nu daarmee niet aan de positieve verplichting tot effectief onderzoek is voldaan. Dat oordeel herhaalt het in deze zaak: schending art. 3 EVRM.
05-06-2025
(Zaaknaam: Cioffi t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0605JUD001771015, EHRC-2025-0125) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klaagster heeft bij haar geboorte de naam ‘Özlem’ gekregen, maar na de scheiding van haar ouders heeft zij altijd de naam Lemilia gedragen. Ze hecht hier veel waarde aan en wilde dit formaliseren via een voornaamswijziging, maar dit werd geweigerd omdat het gaat om een ongebruikelijke naam. Het EHRM voert een fair-balancetoets uit, waarbij het het belang bij naamswijziging voor klaagster afweegt tegen het algemeen belang van zorgvuldige naamsregistratie. Gelet op de ruime margin of appreciation en het inderdaad unieke en ongebruikelijke karakter van de naam, heeft de staat zijn positieve verplichtingen onder art. 8 EVRM niet geschonden.
03-06-2025
(Zaaknaam: Sahiner t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0603JUD002166921, EHRC-2025-0131) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Meneer en mevrouw H. hebben aangifte gedaan tegen Manolache omdat hij zou hebben gehandeld in invloed. In de strafzaak tegen Manolache waren zij de belangrijkste getuigen, maar in eerste aanleg konden zij niet in persoon worden gehoord. In hoger beroep gebeurde dat alsnog, maar daarbij was maar één van de twee rechters van de kamer aanwezig. Het Hof concludeert dat dit een schending van art. 6 EVRM oplevert omdat het ging om doorslaggevend bewijs, er twijfels waren over de betrouwbaarheid ervan en de ondervraging maar beperkt heeft kunnen plaatsvinden.
03-06-2025
(Zaaknaam: Manolache t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0603JUD000790817, EHRC-2025-0128) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een vluchtelingenbootje met ruim 150 opvarenden dreigde te zinken in de Libische ‘search and rescue area’. De Italiaanse overheid gaf daarom een Libisch schip opdracht om een reddingsoperatie uit te voeren. Die leidde tot het overlijden van een aantal vluchtelingen en tot het overbrengen van anderen naar Libische vluchtelingenkampen. Het EHRM wijst erop dat Italië geen rechtsmacht had over de reddingsoperatie, ondanks stellingen dat hier sprake was van ‘refoulement by proxy’. Weliswaar kunnen andere internationaalrechtelijke regels van toepassing zijn, maar het Hof kan zich daar niet over buigen. De klacht is daarom niet-ontvankelijk in het licht van art. 1 EVRM.
25-05-2025
(Zaaknaam: S.S. e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0525DEC002166018, EHRC-2025-0130)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In de stad Tallinn is tijdens de coronapandemie de verplichting opgelegd aan noodhulpdienstpersoneel om zich te laten vaccineren tegen Covid-19; deden zij dit niet, dan kon dat leiden tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. De vraag is voorgelegd of zo’n verplichting zich verdraagt met de EU-regelgeving en art. 3 Hv. Het HvJ EU concludeert dat de Uniewetgever niet heeft willen bepalen onder welke voorwaarden de lidstaten mogen voorzien in zo’n vaccinatieverplichting. Dit betekent dat de kwestie buiten het toepassingsbereik van het Unierecht en daarmee ook buiten dat van het EU-Grondrechtenhandvest valt.
12-06-2025
(Zaaknaam: Tallinna linn, ECLI:EU:C:2025:442, EHRC-2025-0135) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
A.B. verblijft sinds 2006 in Tsjechië. Nadat een verlening van zijn tijdelijke verblijfsvergunning in 2018 is afgewezen heeft hij een verzoek om internationale bescherming ingediend. De nationale rechter wil weten of bij de behandeling daarvan ook rekening kan worden gehouden met het gevestigde privéleven in Tsjechië. Het HvJ EU oordeelt dat dat niet het geval is, omdat de logica van richtlijn 2011/95 vereist dat alleen wordt gekeken naar risico’s in het land van herkomst. Wel kan in verband met art. 5 van richtlijn 2008/115/EG rekening worden gehouden met gevestigd privéleven.
05-06-2025
(Zaaknaam: Nuratau, ECLI:EU:C:2025:397, EHRC-2025-0129)