Update
Uitspraken van 3 juni 2025 tot 16 juni 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 11 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Selishcheva e.a. wilden zich kandidaat stellen voor gemeenteraadsverkiezingen, maar hun kandidatuur werd geweigerd omdat zij hadden deelgenomen aan activiteiten die waren georganiseerd door aan oppositieleider Navalny gelieerde organisaties. Die waren eerder al als extremistisch gekwalificeerd. Het EHRM overweegt dat de gegevensverzameling over hun activiteiten niet voorzienbaar en disproportioneel was, in strijd met art. 8 EVRM. Daarnaast was niet voorzienbaar dat de activiteiten zouden leiden tot een kandidaatstellingsweigering. De wetgeving hierover is veel te ruim geformuleerd en dat levert een sterk chilling effect op. Ook art. 10 en 11 EVRM zijn daardoor geschonden.
27-05-2025
(Zaaknaam: Selishcheva e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD003905622, EHRC-2025-0121) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Pedev schold tijdens een demonstratie een aantal politiemensen uit en probeerde hen te schoppen. Na aanhouding werd hij meegenomen naar het politiebureau, waar hij een hersenschudding kreeg en naar het ziekenhuis werd overgebracht. Daar is hij twee dagen vastgehouden, waarbij hij was vastgebonden aan zijn bed. Het Hof constateert dat na communicatie van de zaak alsnog zorgvuldig feitenonderzoek is uitgevoerd naar de aanhouding en initiële detentie. Daardoor is de klacht over art. 3 EVRM daarover niet-ontvankelijk. Het vastbinden in het ziekenhuisbed was daarentegen niet absoluut noodzakelijk en is ook onvoldoende onderzocht, wat een schending van art. 3 EVRM oplevert.
27-05-2025
(Zaaknaam: Pedev t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD002716521, EHRC-2025-0119) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Nemytov en twee anderen hebben administratieve boetes en hechtenis opgelegd gekregen vanwege soloprotesten en deelname aan demonstraties tijdens de coronapandemie. Het EHRM wijst erop dat staten op zichzelf een ruimere margin of appreciation toekomt om de noodzaak van coronamaatregelen te beoordelen. De opgelegde demonstratieverboden waren echter wel heel absoluut en waren op zeker moment ook niet noodzakelijk ter bestrijding van de volksgezondheid; dat geldt zeker voor het verbod van soloprotestacties. Ook nu steeds hoge sancties zijn opgelegd concludeert het Hof in vrijwel alle gevallen dat art. 10 en 11 EVRM zijn geschonden.
27-05-2025
(Zaaknaam: Nemytov e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD000125721, EHRC-2025-0118) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kári Orrason nam met anderen deel aan een vreedzame demonstratie voor het ministerie van justitie in Reykjavik. Zij gingen daarbij ook het gebouw binnen en verbleven in de openbare lobby. Om vier uur sloot het gebouw en liet de politie weten dat ook de demonstranten het gebouw moesten verlaten. Toen Orrason en anderen dat weigerden, zijn zij aangehouden en hebben zij een boete opgelegd gekregen wegens niet-naleving van een politiebevel. Het EHRM acht dit optreden van de politie niet onredelijk, zeker niet nu de demonstratie buiten het gebouw verder ging. Art. 11 EVRM is dan ook niet geschonden.
27-05-2025
(Zaaknaam: Kari Orrason e.a. t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD002979121, EHRC-2025-0115) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
E. was een gevangene met een psychiatrische stoornis. Hij raakte in 2011 zo geagiteerd dat de gevangenbewaarders hem in een buikligging dwongen en een knie op zijn schouder hielden. Zo hielden zij hem 13 minuten vast. Als gevolg hiervan kreeg E. een hartinfarct en overleed hij. Het Hof overweegt dat de bewaarders de toen geldende instructies en regels voor deze houding te goeder trouw hebben gevolgd. Problematisch is echter dat deze regels destijds al verouderd waren en hadden moeten zijn aangepast aan nieuwe inzichten over de risico’s van de houding. Daardoor is art. 2 EVRM geschonden.
27-05-2025
(Zaaknaam: Kalkan t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD005178122, EHRC-2025-0114) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Engels en enkele medeverdachten zijn vervolgd wegens corruptie. Omdat hij op zeker moment niet meer ter zitting verscheen, is besloten om zijn zaak gesplitst van die van de medeverdachten te behandelen. Engels heeft geen gelegenheid gekregen zijn medeverdachten te horen en is bij verstek veroordeeld. Het EHRM overweegt dat het hier gaat om een variatie op de problematiek van afwezige getuigen, maar ook dat klager de onmogelijkheid om de medeverdachten te horen vooral aan zichzelf te wijten had. Er zijn bovendien voldoende compenserende maatregelen getroffen, zodat art. 6 lid 1 en lid 3 (d) EVRM niet is geschonden.
27-05-2025
(Zaaknaam: Engels t. België, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD003811018, EHRC-2025-0111) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een onderneming heeft twee procedures gevoerd die voor het Hooggerechtshof acht resp. zeven jaar aanhangig zijn geweest. Het EHRM erkent dat dit te maken heeft met de grootscheepse herzieningen van de rechterlijke macht in Albanië en dat er hard gewerkt wordt om de achterstanden weg te werken. Niettemin is zo’n lange duur in strijd met art. 6 EVRM. Onder art. 46 EVRM beveelt het Hof aan om maatregelen te treffen om de achterstanden zo snel mogelijk in te lopen, bijvoorbeeld door extra rechters aan te stellen en hun ondersteuning te verbeteren.
27-05-2025
(Zaaknaam: ARB SHPK e.a. t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2025:0527JUD003986019, EHRC-2025-0109) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Rechter Iordan is gefilmd door een journalist toen hij het gerechtsgebouw verliet. De journalist was er getuige van dat Iordan een envelop overhandigde aan een derde en van die derde iets ontving dat op geld leek. Hij publiceerde het filmpje en suggereerde dat Iordan steekpenningen had ontvangen. Dat bleek onjuist, waarop Iordan zonder succes heeft geprobeerd de journalist strafrechtelijk te laten veroordelen wegens smaad. Het EHRM onderkent dat het filmpje reputatieschade kon opleveren. Het niet-veroordelen van de journalist was echter in het licht van de uitingsvrijheid en de omstandigheden van het geval niet onredelijk. Art. 8 EVRM is niet geschonden.
22-05-2025
(Zaaknaam: Iordan t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2025:0522JUD001087015, EHRC-2025-0113) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journaliste was bezig opnamen te maken van een flyeractie van een oppositiepartij toen deze werd aangevallen door een groep agressieve aanhangers van de regeringspartij. De politie intervenieerde en probeerde de camera van de journaliste af te pakken. Zij moest mee naar het politiebureau, waar haar camera en geheugenkaartjes in beslag werden genomen en werden geïnspecteerd. Het EHRM acht niet overtuigend bewezen dat het politieoptreden in strijd kwam met art. 3 EVRM. Wel is duidelijk dat in dit geval de persvrijheid is aangetast, zonder dat daarvoor een goede grond is aangevoerd. Art. 10 EVRM is dan ook geschonden.
22-05-2025
(Zaaknaam: Gevorgyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0522JUD0000023116, EHRC-2025-0112) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Galbert Defforey heeft gebruik gemaakt van een aandelenruil bij de fusie van twee Franse vennootschappen en heeft daarbij meerwaarde verworven. Later bleek dat deze door een overgangsregeling niet onder een bepaalde aftrekregeling voor de inkomstenbelasting viel, terwijl wat wel het geval zou zijn geweest als de EU-richtlijn 2009/133 van toepassing was. Dit is een vorm van omgekeerde discriminatie waarbij een ruime margin of appreciation geldt en waarvan niet is gebleken dat deze iedere redelijke grond mist. Daarom is art. 14 jo. 1 EP EVRM niet geschonden.
22-05-2025
(Zaaknaam: De Galbert Defforey e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0522JUD004544321, EHRC-2025-0110) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Russ nam deel aan een antikapitalistische demonstratie. Hij droeg daarbij een zelfgemaakt ‘vizier’, bestaande uit een stuk plastic en een elastiek, met de tekst ‘smash capitalism’ erop. Hij is hiervoor veroordeeld tot een boete, omdat de rechter het vizier aanmerkte als een ‘defensief wapen’ (‘Schutzwaffe’) en het dragen daarvan bij demonstraties is verboden. Het EHRM acht de uitleg van deze wettelijke term redelijk en voorspelbaar, maar oordeelt dat de nationale rechter ten onrechte niet heeft onderzocht of het opleggen van een strafrechtelijke sanctie in dit geval noodzakelijk en proportioneel was. Art. 11 EVRM is dan ook geschonden.
20-05-2025
(Zaaknaam: Russ t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2025:0520JUD004424120, EHRC-2025-0120) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op weg naar een demonstratie werd Matchavariani staande gehouden door de politie en werd hem verboden om het brandhout dat hij bij zich had, mee te nemen. Toen hij dit weigerde werd hij kort in detentie genomen; uiteindelijk werd hem een bestuurlijke boete opgelegd. Het Hof overweegt dat de noodzaak van de detentie niet voldoende individueel is beoordeeld, in strijd met art. 5 EVRM. De bestuursstrafrechtelijke procedure voldeed aan de eisen van art. 6 EVRM. Het verbod op het meenemen van brandhout was niet onredelijk en de sanctie was laag. De klacht over art. 11 EVRM is daarom kennelijk ongegrond.
20-05-2025
(Zaaknaam: Matchavariani t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2025:0520JUD004685221, EHRC-2025-0117) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een aanvaring tussen feestvierende leden van een amateur-voetbalteam in Amsterdam en de politie, is een van de politieagenten in het nauw gekomen. Door de agressie van de teamleden voelde hij zich genoodzaakt om een waarschuwingsschot te lossen, maar door zijn benarde positie kon hij niet goed richten en raakte hij Michael Koomen. Naar dit incident is volgens het EHRM zeer zorgvuldig en voldoende onafhankelijk onderzoek gedaan. Daarbij is op goede gronden vastgesteld dat de agent zich zodanig bedreigd kon voelen dat hij redelijkerwijs zijn dienstwapen kon trekken. Er is dan ook niet gehandeld in strijd met art. 2 EVRM.
20-05-2025
(Zaaknaam: Koomen t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2025:0520JUD000029815, EHRC-2025-0116)