Update
Uitspraken van 20 mei 2025 tot 2 juni 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 10 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op verzoek van een Australische onderneming heeft Versaci een bedrijfje opgezet dat weddenschappen organiseert. Hij krijgt echter geen kansspelvergunning, onder meer omdat zijn broer is betrokken bij drugshandel en Versaci zelf omgaat met mensen met een zwaar strafblad. Daardoor is niet aantoonbaar dat hij aan de eis van ‘goed gedrag’ voldoet. Het EHRM acht deze eis op zichzelf redelijk; deze is door beleidsregels ook zo ingevuld dat aan de voorzienbaarheidseis is voldaan. De aangevoerde gronden voor weigering zijn relevant en toereikend. Bovendien is het besluit zorgvuldig rechterlijk getoetst. Art. 8 EVRM is door de afwijzing dan ook niet geschonden.
15-05-2025
(Zaaknaam: Versaci t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0515JUD000379522, EHRC-2025-0108) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Seksimp Groep heeft in 2010 varkensstallen aan bedrijf T. verpacht. T. heeft tegen Seksimp geprocedeerd omdat Seksimp haar verplichtingen onder de pachtovereenkomst niet was nagekomen en heeft een hoge schadevergoeding gekregen. Daarvoor zijn uiteindelijk de bezittingen van Seksimp geveild. Seksimp was echter niet op de hoogte van de procedure en hoorde er pas na de veiling van. Vervolgens heeft in overeenstemming met art. 6 EVRM wel een herbeoordeling plaatsgevonden. Het ontbreken van een motivering voor de hoge schadevergoeding en de belemmering van de verweermogelijkheden van Seksimp levert echter een schending op van art. 6 en 1 EP EVRM.
15-05-2025
(Zaaknaam: Seksimp Group Srl t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2025:0515JUD003008513, EHRC-2025-0106) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Spitera is strafrechtelijk vervolgd, maar doordat hij in het Verenigd Koninkrijk verbleef was hij niet aanwezig tijdens zittingen. Daarom is een nationaal arrestatiebevel opgelegd, gevolgd door een Europees Arrestatiebevel (EAB). Na uitlevering is hem een aantal beperkende maatregelen opgelegd; zo mocht hij Malta niet verlaten. Het EHRM overweegt dat het EAB op procedureel correcte wijze is opgelegd. Dat hierover zonder motivering geen prejudiciële vragen zijn gesteld, is niet in strijd met art. 6 lid 1 EVRM. De vrijheidsbeperkende maatregelen golden langdurig, maar dat levert in dit geval geen schending van art. 2 P4 EVRM op.
13-05-2025
(Zaaknaam: Spitera t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2025:0513JUD003705522, EHRC-2025-0107) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Sadomski was rechter in het hof van beroep van Warschau. Hij zou in aanmerking komen voor een benoeming in de Hoge Raad, maar hij werd niet voorgedragen door de nieuw samengestelde Hoge Raad voor Justitie (NCJ). Hij procedeerde hierover en het bestuursrechtelijke hooggerechtshof stelde hem in het gelijk, maar de president van Polen benoemde uiteindelijk toch de door de NCJ voorgedragen kandidaten. Het EHRM oordeelt dat daarmee de uitspraak van het bestuursrechtelijke hooggerechtshof niet effectief ten uitvoer is gelegd, waardoor Sadomski’s art. 6 EVRM-rechten zijn gechonden.
13-05-2025
(Zaaknaam: Sadomski t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2025:0513JUD005629721, EHRC-2025-0105) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Radelić – enig aandeelhouder en directeur van een BV die in 2011 failliet is verklaard – is vervolgens veroordeeld wegens zakelijke fraude en vervalsing ten behoeve van de BV. Daarbij is een geldbedrag in beslag genomen dat Radelić ten behoeve van de BV uit de misdrijven zou hebben verworven. Het EHRM oordeelt dat de betreffende bepaling uit het Kroatische ondernemingsrecht niet eerder was toegepast. De Kroatische wetgeving gaat er verder vanuit dat beslag alleen mogelijk is op persoonlijk voordeel voor individuen. Daardoor was de inbeslagname niet voorzienbaar, in strijd met het door art. 1 EP EVRM beschermde eigendomsrecht.
13-05-2025
(Zaaknaam: Radelic t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2025:0513JUD001243222, EHRC-2025-0104) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Turkse migrant heeft in 2000 een verblijfsvergunning in Hongarije gekregen. Toen hij in 2020 vanwege gewijzigde wetgeving een nieuwe vestigingsvergunning aanvroeg, werd besloten dat hij wegens veiligheidsrisico’s een ongewenste vreemdeling was en dat hij moest worden uitgezet met een terugkeerverbod. Hij kreeg geen toegang tot de informatie over de veiligheidsrisico’s. Het EHRM overweegt dat zijn mogelijkheden om tegen de besluiten op te komen daardoor ernstig zijn beperkt. Dit levert een schending op van art. 1 P7 EVRM. Gebleken is niet dat hij nog bestaand gezinsleven had met zijn ex-echtgenote en dochter, zodat art. 8 EVRM niet van toepassing is.
06-05-2025
(Zaaknaam: Demirci t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0506JUD004830221, EHRC-2025-0100) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een bekende advocaat is gefilmd nadat hij was aangehouden voor vermeend rijden onder invloed. De beelden zijn vervolgens via de media en YouTube verspreid. Volgens de advocaat hebben de agenten hem gefilmd, volgens de regering waren het omstanders. Het Hof acht die laatste lezing onwaarschijnlijk, omdat er ook beelden waren van onderzoek in een politieruimte. In ieder geval acht het het onderzoek naar de precieze toedracht rondom de verspreiding van de beelden ontoereikend. Daardoor is de staat tekortgeschoten in het naleven van zijn positieve verplichtingen onder art. 8 EVRM.
06-05-2025
(Zaaknaam: Bayramov t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2025:0506JUD004573521, EHRC-2025-0099) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Sinds 1960 is een ijzergieterij in bedrijf bij Salerno. In 2006 werd vanwege de noodzaak tot stedelijke ontwikkeling en de gezondheidsrisico’s voor omwonenden besloten de ijzergieterij te verplaatsen, maar dat is tot dusver niet gebeurd. Wel is het aantal woonwijken uitgebreid. De inwoners worden blootgesteld aan onrechtmatige en gevaarlijke uitstoot van zware metalen. Het EHRM oordeelt dat de staat te weinig heeft gedaan om de gezondheid en het privéleven van de inwoners te beschermen door de fabriek te verplaatsen of in ieder geval strikte maatregelen te treffen tegen de vervuiling. Door deze nalatigheid is art. 8 EVRM geschonden.
06-05-2025
(Zaaknaam: L.F. e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0506JUD005285418, EHRC-2025-0102) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een grote brand in 1917 kreeg de joodse gemeenschap van Thessaloniki in 1934 de gelegenheid om grond te verwerven om joodse ingezetenen te kunnen huisvesten. Een groot stuk grond was in eigendom van een joodse Italiaan. Hij zou voor de onteigening een vergoeding krijgen, maar hij werd tijdens de oorlog geëxecuteerd en de grond werd als ‘vijandig eigendom’ aangemerkt. Na lange procedures heeft de staat de grond verworven. Het EHRM oordeelt dat deze eigendomsverkrijging in strijd is met art. 1 EP EVRM, nu, gelet op het geldende recht, de joodse gemeenschap het eigendom nooit is kwijtgeraakt.
06-05-2025
(Zaaknaam: Jewish Community of Thessaloniki t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0506JUD001395920, EHRC-2025-0101)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Spanje kunnen moeders vanwege gemiste carrièrekansen door kinderzorg een pensioentoeslag krijgen, maar vaders niet. Het HvJ EU overweegt dat mannen die de kinderzorg op zich hebben genomen zich in een vergelijkbare positie bevinden als vrouwen die dit doen. Er is daardoor direct onderscheid op grond van geslacht. Daarvoor is op grond van richtlijn 7/79/EEG geen rechtvaardiging mogelijk. Zo’n rechtvaardiging kan hier ook niet worden gevonden in de mogelijkheid van positieve actie van art. 23 Hv, omdat een pensioentoeslag niet als zodanig de ongelijkheidsproblemen tijdens de beroepsloopbaan oplost.
15-05-2025
(Zaaknaam: Melbán en Sergamo, ECLI:EU:C:2025:358, EHRC-2025-0103) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Kwetsbare personen, zoals mensen met psychiatrische stoornissen, moeten volgens richtlijn 2016/1919 zonder onnodig uitstel en vóór het politieverhoor toegang krijgen tot een advocaat. Deze richtlijn, richtlijn 2013/48 en art. 47 Hv verzetten zich tegen nationale maatregelen die het benutten van effectieve rechtsmiddelen tegen het ontzeggen van die rechtsbijstand belemmeren. Het zonder bijstand door een advocaat verkregen bewijs hoeft niet per definitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, maar voorwaarde daarvoor is wel dat alle eisen van art. 47 en 48 Hv zijn nageleefd. Ook moet de nationale rechter aan de nalatigheid gevolgen kunnen verbinden voor de bewijskracht van een verhoor.
08-05-2025
(Zaaknaam: Baralo, ECLI:EU:C:2025:322, EHRC-2025-0098)