Update
Uitspraken van 27-07-2024 tot 09-09-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 15 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In San Marino is in 2021 het gezondheidszorgpersoneel opgeroepen om zich te laten vaccineren tegen Covid-19. Coronavaccinaties waren niet verplicht, maar personeel dat zich niet liet inenten, kon in het uiterste geval wel tijdelijk worden geschorst. Het EHRM acht deze regeling aanvaardbaar in het licht van het doel van bescherming van de volksgezondheid, onder meer nu duidelijk is dat ongevaccineerden vatbaarder waren voor coronabesmetting en het virus vervolgens gemakkelijker konden verspreiden. De regeling was bovendien niet onredelijk bezwarend, nu verschillende alternatieven beschikbaar waren, zoals werken in een functie zonder patiëntcontacten. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden.
29-08-2024
(Zaaknaam: Pasquinelli e.a. t. San Marino, ECLI:CE:ECHR:2024:0829JUD002462222, EHRC-2024-0210) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee ontslagen werknemers hebben arbeidsrechtelijk geprocedeerd tegen hun voormalige werkgever. Tijdens de rechtszaak bleek dat de juridisch assistent van een van de rechters de dochter was van de advocaat van de werkgever. De werknemers probeerden daarop zonder succes de rechter te wraken. Het Hof wijst erop dat juridisch assistenten in Georgië veel voorbereidingswerk doen en soms ook uitspraken concipiëren. Zij moeten dus ook aan zekere onpartijdigheidseisen voldoen, maar er is geen procedure om hen van een zaak te halen. In dit geval kon betrokkenheid van de assistent een beeld van objectieve partijdigheid oproepen, in strijd met art. 6 EVRM.
29-08-2024
(Zaaknaam: Tsulukidze en Rusulashvili t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2024:0829JUD004468121, EHRC-2024-0212) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Khachapuridze en Khachidze zijn vervolgd op verdenking van verbale en fysieke mishandeling van een rechter tijdens een strandvakantie. Er waren getuigen, maar enkele van hen waren toeristen die ter zitting niet meer konden worden gehoord. Bij de zitting waren Khachapuridze en Khachidze op afstand aanwezig, maar werden zij op zeker moment uitgesloten omdat zij de orde van de zitting verstoorden. Het niet kunnen horen van een aantal getuigen zonder voldoende compenserende maatregelen te treffen en de volledige uitsluiting van de zitting hebben volgens het Hof de procedure als geheel oneerlijk gemaakt, zodat art. 6 EVRM is geschonden.
29-08-2024
(Zaaknaam: Khachapuridze en Khachidze t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2024:0829JUD005946421, EHRC-2024-0205) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de mislukte coup van 2015 is Yasak veroordeeld wegens lidmaatschap van en activiteiten voor de illegale en gewapende terroristische organisatie FETÖ/PDY. Hij acht dat onvoorzienbaar omdat de organisatie destijds nog niet illegaal was. Nationale rechters hebben echter geoordeeld dat de organisatie toen al bezig was met illegale activiteiten en een geheime structuur had, waarin Yasak vergaand was betrokken. Gelet daarop kon hij volgens het Hof weten dat zijn handelen strafbaar kon zijn, zodat art. 7 EVRM niet is geschonden. De gevangenisomstandigheden waarin Yasak vast zat waren weliswaar zeer slecht, maar niet zodanig dat ook art. 3 EVRM is geschonden.
27-08-2024
(Zaaknaam: Yasak t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD001738920, EHRC-2024-0214) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2014 werd W.R. aangehouden op verdenking van moord of doodslag op zijn ex-echtgenote. Hij legde een aantal bekennende verklaringen af en werd uiteindelijk veroordeeld wegens moord. Voor het EHRM heeft hij gesteld dat hij niet bij alle verhoren voldoende is bijgestaan door een advocaat. Het EHRM onderzoekt of hierdoor de procedure als geheel oneerlijk is geworden. Dat is niet zo, nu W.R. is gewezen op zijn zwijgrecht, hij verder is bijgestaan door een advocaat en zijn verdediging goed heeft kunnen voeren, en de bekentenissen niet het enige bewijs vormden. Daardoor is art. 6 lid 3 (c) EVRM niet geschonden.
27-08-2024
(Zaaknaam: W.R. t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD000098918, EHRC-2024-0213) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Namik Yüksel en zijn echtgenote zijn in 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf. Waar de echtgenote in haar cel voor hun zoon kon zorgen, kon Namik Yüksel zijn zoon maar vier keer per maand ontmoeten. Het EHRM overweegt dat de belangen van het kind voorop moeten staan bij beslissingen over zaken als contact tussen vader en zoon. Daarbij brengt een gevangenisregime inherente beperkingen mee. In dit geval is zorgvuldig bekeken welke mate van contact redelijk kon zijn. Het Hof ziet geen reden om tot een andere conclusie te komen. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden.
27-08-2024
(Zaaknaam: Namik Yüksel t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD002879110, EHRC-2024-0209) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
I.G. – die fysieke en geestelijke beperkingen heeft – is in 2002 met geweld verkracht door vier minderjarigen. De jongste van hen was nog geen twaalf jaar oud en kon daarom niet strafrechtelijk worden vervolgd. De anderen (waarvan er een overleed) werden aanvankelijk vrijgesproken, maar later werd de zaak teruggewezen. Op zeker moment is de zaak afgesloten vanwege het lange tijdsverloop, al heeft I.G. wel een schadevergoeding gekregen. Het EHRM begrijpt dat de staat heeft geprobeerd rekening te houden met de jonge leeftijd van de beschuldigden, maar ziet in de vertraging een schending van art. 3 EVRM. Deze is niet voldoende gecompenseerd.
27-08-2024
(Zaaknaam: I.G. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD003288719, EHRC-2024-0204) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Haratyunyan werkte van 2002 tot 2011 als afdelingshoofd bij een Armeens publiek elektriciteitsbedrijf. Na zijn vertrek riep het bedrijf een procedure in het leven om vermoedens van corruptie vertrouwelijk te melden voor nader onderzoek. Haratyunyan maakte daarvan gebruik, maar werd uiteindelijk beboet omdat hij de reputatie van een collega zou hebben beschadigd. Het EHRM oordeelt dat klokkenluidersbescherming zich kan uitstrekken tot ex-werknemers als deze van meldingen negatieve gevolgen ervaren. De Guja-criteria toepassend concludeert het dat de sanctieoplegging ongerechtvaardigd en strijdig met art. 10 EVRM was.
27-08-2024
(Zaaknaam: Hrachya Haratyunyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD001502816, EHRC-2024-0203) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een holistisch arts heeft op zijn website een stuk geplaatst waarin hij het gevaar van virusinfecties bestrijdt en claimt dat vaccinaties zinloos en schadelijk zijn. Hij heeft daarvoor een voorwaardelijke tuchtrechtelijke boete opgelegd gekregen. Het EHRM overweegt dat de gegeven informatie onjuist en potentieel gevaarlijk was, maar wel een ruim bereik kon hebben door de plaatsing op een openbare website. Gelet daarop acht het de opgelegde sanctie niet in strijd met de door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid.
27-08-2024
(Zaaknaam: Bielau t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0827JUD002000722, EHRC-2024-0197) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
B.D. is in 1999 aangehouden wegens inbraak. Omdat hij psychiatrisch patiënt bleek, is hij vastgehouden in een psychiatrisch bijgebouw van de gevangenis van Gent, in afwachting van definitieve plaatsing in een geschikte psychiatrische inrichting en een behandelplan. In België kan een psychiatrische patiënt alleen opkomen tegen zo’n detentiebeslissing via een advocaat, maar B.D. had geen goede rechtsbijstand. Het EHRM oordeelt dat daardoor geen effectieve toegang tot een rechter is geboden. Dit is des te problematischer omdat het probleem van slechte omgang met psychiatrische patiënten structureel is. Dit levert schendingen op van art. 5 lid 1 en lid 4 EVRM.
27-08-2024
(Zaaknaam: B.D. t. België, ECLI:CE:ECHR:2024:0824JUD005005812, EHRC-2024-0195) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ždanoka is in 1971 actief geworden bij de Letse Communistische Partij en heeft ook na de Letse onafhankelijkheid altijd de ambitie gekoesterd om politiek actief te zijn. Door een partijverbod en een verbod op verkiesbaarheid van voormalige leden van de Communistische Partij kan zij zich echter niet verkiesbaar stellen voor het Letse parlement. Het EHRM acht dat niet onredelijk, gelet op de opvattingen en overtuigingen van Ždanoka en in het licht van de geopolitieke verhoudingen met buurland Rusland. Zeker nu Ždanoka wel politiek actief is als Europarlementariër levert het verbod geen schending op van art. 3 EP EVRM.
25-07-2024
(Zaaknaam: Zdanoka t. Letland (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2024:0725JUD004222118, EHRC-2024-0215) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Frankrijk is sinds 2016 het gebruik van seksuele dienstverlening verboden. Daartegen zijn 261 sekswerkers opgekomen, omdat het verbod naar hun mening inbreuk maakt op hun privéleven. Het wettelijk verbod is ingegeven door het legitieme doel van de bestrijding van seksuele uitbuiting en mensenhandel. Er is veel verschil van mening, nationaal en internationaal, over de beste aanpak hiervan. Het Hof kent daarom een ruime margin of appreciation toe, ook omdat hierover in het Franse parlement uitvoerig is gedebatteerd. Het ziet geen reden om af te wijken van de keuzes die de wetgever heeft gemaakt, zodat art. 8 EVRM niet is geschonden.
25-07-2024
(Zaaknaam: M.A. e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0725JUD006366419, EHRC-2024-0207) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De van oorsprong Ethiopische D.H. – die door polio als kind gehandicapt is geraakt – heeft in Zweden asiel gekregen. Haar verzoek tot gezinshereniging is afgewezen omdat zij niet aan een inkomenseis voldeed. Het Hof wijst haar stelling af dat Zweden bij de toepassing van deze eis meer rekening had moeten houden met haar handicap. Zij heeft niet aangetoond dat ze geen werk zou kunnen doen waarvoor ze niet zou hoeven te staan of lopen. Ook heeft Zweden genoeg gedaan om haar te accommoderen. Art. 8 jo. 14 zijn dan ook niet geschonden. Vgl. ook Okubamichael Debru t. Zweden, nr. 49755/18, ECLI:CE:ECHR:2024:0725JUD004975518.
25-07-2024
(Zaaknaam: D.H. e.a. t. Zweden, ECLI:CE:ECHR:2024:0725JUD003421019, EHRC-2024-0200) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Spaanse cameraman is in 2003 gedood tijdens een Amerikaanse raketaanval op een hotel in Irak. Zijn broer wil dat de verantwoordelijke Amerikaanse militairen worden vervolgd. Er is een onderzoek ingesteld, maar de Spaanse wetgeving is later zodanig gewijzigd dat de strafrechter niet langer rechtsmacht heeft. Het Hof acht deze wijziging redelijk om rechterlijke overbelasting te bestrijden. Omdat er nog civiele schadevergoedingsmogelijkheden bestaan en vervolging nog wel mogelijk is als de verdachten zich op Spaans grondgebied bevinden, is ook geen sprake van een disproportionele schending van het recht op toegang tot de rechter. Geen schending van art. 6 EVRM.
25-07-2024
(Zaaknaam: Couso Permuy t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2024:0725JUD000232720, EHRC-2024-0198) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Toen Hanovs de hond uitliet, gearmd lopend met zijn mannelijke partner, werden zij verbaal aangevallen door een man die bezwaar had tegen hun publieke vertoon van affectie. De politie zag hierin geen haatmisdrijf; de man werd alleen veroordeeld wegens ‘hooliganisme’. Het Hof benadrukt dat ook in een situatie als deze, waarin geen fysieke schade is toegebracht, de menselijke waardigheid kan zijn geraakt. Als staten homofobe uitdrukkingen niet actief bestrijden en bagatelliseren, kan vijandig gedrag jegens LHBTI-personen zelfs worden aangewakkerd. Letland heeft art. 3, 8 en 14 EVRM geschonden door dit onvoldoende te onderkennen en de aanval niet als haatmisdrijf te kwalificeren.
18-07-2024
(Zaaknaam: Hanovs t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2024:0718JUD004086122, EHRC-2024-0202) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Letland wordt voorschools onderwijs sinds 2018 alleen in het Lets aangeboden. Dit voorschoolse onderwijs valt alleen binnen het recht op onderwijs van art. 2 EP EVRM en het discriminatieverbod van art. 14 EVRM voor zover het verplicht is. Voor dat onderwijs geldt dat het niet onredelijk is om het alleen in de nationale taal aan te bieden. Dat geldt zeker nu voorzieningen zijn getroffen waardoor kinderen Russisch kunnen leren als minderheidstaal. Art. 2 EP EVRM jo. art. 14 EVRM zijn dan ook niet geschonden.
18-07-2024
(Zaaknaam: Djeri e.a. t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2024:0718JUD005094220, EHRC-2024-0201) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In twee verschillende zaken hebben een individu en een bierbrouwerij procedures gevoerd en daarbij een constitutionele klacht ingediend bij het Albanese Constitutionele Hof. In beide zaken werden de verzoeken afgewezen omdat de vereiste minimale meerderheid in de kamer niet was bereikt. Hiervoor werd geen andere motivering gegeven dan een weergave van de stemverhoudingen. Het Hof acht het vereiste van een minimale meerderheid voor het behandelen van constitutionele klachten niet onredelijk. Een nadere, inhoudelijke motivering was echter wel vereist in het licht van het recht op een eerlijk proces. Dit betekent dat art. 6 EVRM is geschonden.
16-07-2024
(Zaaknaam: Meli en Swinkels Family Brewers N.V. t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2024:0716JUD0041373121, EHRC-2024-0208) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Franse rechter is op basis van een bilaterale overeenkomst tussen Frankrijk en Monaco voor een periode van drie jaar gedetacheerd als rechter in Monaco. Zijn verzoek om na drie jaar voor verlenging in aanmerking te komen wordt niet gehonoreerd. Hij kan hierover niet procederen, maar het EHRM overweegt dat er ook geen sprake was van een geschil over burgerlijke rechten en verplichtingen. Verlenging was geen recht of automatisme, maar betrof uitoefening van een discretionaire bevoegdheid, gebaseerd op een overeenkomst over internationale betrekkingen. Art. 6 EVRM is dan ook niet van toepassing, zodat de klacht niet-ontvankelijk is.
09-07-2024
(Zaaknaam: Levrault t. Monaco, ECLI:CE:ECHR:2024:0709DEC004707020, EHRC-2024-0206)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een beveiligingsonderneming heeft een veiligheidscertificaat dat haar toegang geeft tot bepaalde (strikt) geheime informatie. Later wordt het certificaat ingetrokken, op basis van geheime informatie die niet wordt gedeeld. Het HvJ EU overweegt dat dergelijke intrekkingen normaliter niet binnen het toepassingsbereik van het Handvest vallen; dat is hier anders omdat het gaat om een door EU-recht bestreken veiligheidscertificaat. Art. 47 Hv verzet zich niet tegen het niet-meedelen van bepaalde vertrouwelijke informatie, maar alleen als een rechter heeft vastgesteld dat daarvoor dwingende redenen bestaan die zwaarder wegen dan het recht op een eerlijk proces en als voldoende procedurele waarborgen worden geboden.
29-07-2024
(Zaaknaam: protectus, ECLI:EU:C:2024:657, EHRC-2024-0211) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Italië geldt dat derdelanders die langdurig ingezetene zijn in aanmerking komen voor een basisinkomen, op de voorwaarde dat zij tien jaar in Italië hebben verbleven, waarvan de laatste twee jaar ononderbroken. De nationale rechter heeft gevraagd of dit verenigbaar is met het Europees Sociaal Handvest en het gelijkheidsbeginsel. Het HvJ EU benadrukt dat het niet bevoegd is het ESH uit te leggen. Het overweegt dat de gestelde eis indirecte discriminatie jegens langdurig ingezeten derdelanders oplevert. Deze ongelijke behandeling is in strijd is met art. 11 lid 1 (d) van richtlijn 2003/109.
29-07-2024
(Zaaknaam: CU (Assistance sociale – Discrimination indirecte), ECLI:EU:C:2024:636, EHRC-2024-0199) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Naar aanleiding van een verzoek van de Belgian Association of Tax Lawyers onderzoekt het HvJ EU of een meldingsplicht voor agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies in strijd is met verschillende in het EU-Grondrechtenhandvest opgenomen bepalingen. Het HvJ EU acht de bepalingen van de richtlijn voldoende duidelijk omschreven om te voldoen aan het legaliteitsvereiste van art. 49 Hv. De kennisgevingsplicht is verder niet in strijd met het beroepsgeheim voor zover het andere beroepsbeoefenaren dan advocaten betreft. Tot slot is de meldingsplicht evenmin in strijd met het recht op persoonlijke ontplooiing zoals dat in art. 7 Hv kan worden ingelezen.
29-07-2024
(Zaaknaam: Belgian Association of Tax Lawyers e.a., ECLI:EU:C:2024:639, EHRC-2024-0196)