Naar boven ↑

Annotatie

A.J. Overbeeke
14 maart 2022

Rechtspraak

Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia/Frolov t. Rusland (EHRM, nr. 37477/11) – Anti-proselitismebeleid in Orthodox Rusland

Geloofsverbreiding, proselitisme, sektenbeleid

1. Vrijheid van godsdienst houdt vrijheid van geloofsverbreiding in. Dit betekent dat het de overheid in beginsel niet toekomt nieuwe bewegingen te belemmeren activiteiten te ontplooien die beogen bekeerlingen te maken. In de vroegste art. 9 EVRM-jurisprudentie van het EHRM is de ruimte voor proselitisme en de rol van de overheid geformuleerd in de bekende zaak Kokkinakis t. Griekenland.[1] Ook een recht op geloofsverkondiging moet gegarandeerd zijn, wil het in art. 9, eerste lid, EVRM verankerde recht op veranderen van geloof betekenis hebben.[2] Het Hof erkent tegelijkertijd dat in deze sfeer vrijheidsbeperkingen mogelijk zijn. Vertaald overwoog het in Kokkinakis dat het ‘(…) in democratische samenlevingen, waarin binnen één en dezelfde bevolking meerdere religies naast elkaar bestaan, nodig kan zijn deze vrijheid te beperken om de belangen van de verschillende groepen met elkaar te verzoenen en ervoor te zorgen dat ieders geloof wordt gerespecteerd’.[3] De overheid is daarbij ook gerechtigd na te gaan of geloofsgemeenschappen onder het mom van religieuze doelen activiteiten ontplooien die schadelijk zijn voor de bevolking of de openbare veiligheid.[4] Dit biedt de overheid aanknopingspunten voor het voeren van een sektenbeleid. In 1999 beval de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa de lidstaten aan ‘waar nodig onafhankelijke landelijke of regionale informatiecentra over groepen van religieuze, esoterische of spirituele aard op te zetten of te ondersteunen’.[5] Nederland is op dit punt tot nu toe[6] – terughoudend gebleven, dit in tegenstelling met de buurlanden.[7] Het EHRM meent echter dat nationale overheden hier een taak hebben om het publiek informatie te verstrekken over zaken van algemeen belang.[8]

2. In het arrest Kokkinakis, waarin het ging om het strafrechtelijk vervolgen van bekeringsijver van de in competitie met de Russisch-Orthodoxe staatskerk opererende Jehovagetuigen, waagde het Hof zich aan een eerste omschrijving van wat authentieke respectievelijk onaanvaardbare geloofsverkondiging is, waarbij het aanhaakte bij de definitie van een protestants-orthodoxe kerkenkoepel.[9] Het Hof maakte onderscheid tussen: ‘het afleggen van een christelijk getuigenis en ongepast proselitisme. Het eerste komt overeen met ware evangelisatie, die in een rapport dat in 1956 onder auspiciën van de Wereldraad van Kerken is opgesteld, wordt beschreven als een essentiële missie en een verantwoordelijkheid van elke christen en elke kerk. De laatste vertegenwoordigt een corruptie of vervorming ervan’.[10] Ongepast proselitisme, dat buiten het beschermingsbereik van art. 9 EVRM valt, doet zich bijvoorbeeld voor waar het winnen van aanhangers gepaard gaat met het bieden van materiële of sociale voordelen of het uitoefenen van ongepaste druk.[11] Deze door het Hof gegeven omschrijving past bij een thematiek die later aan de orde is in Straatsburgse zaken waarin overheidshandelen wordt getoetst dat gerekend wordt tot het ‘sektenbeleid’. Eén van die uitspraken betrof de hindoeïstische Osho-beweging in Duitsland, die geconfronteerd werd met een overheidsinformatiecampagne waarin het publiek geattendeerd wordt op de mogelijke gevaren die als ‘sekten’ aangeduide groepen kunnen betekenen. Het EHRM achtte dit overheidsoptreden in het arrest Leela Förderkreis t. Duitsland niet in strijd met art. 9 EVRM[12] en hield bij de afwegingen rekening met het gegeven dat de rechter de overheid verplichtte om aanvankelijk tijdens de campagne gebruikte diskwalificaties achterwege te laten, zodat de religieuze beweging niet meer als ‘destructief’ en ‘pseudoreligieus’ werd aangemerkt.[13]

3. De uitspraak in de zaak Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia and Frolov t. Rusland bevestigt de eerder door het EHRM uitgezette lijnen bij het beoordelen van zaken waarin zowel private partijen (in dit geval een geestelijke van de dominante kerk) als overheidsinstanties bemoeienis hebben met een nieuwe religieuze beweging die daardoor in haar fundamentele vrijheden meent te zijn aangetast. Het arrest bevat geen argumentatieve nieuwigheden. Het Hof besluit in deze zaak in de twee ontvankelijke klachtonderdelen tot een schending van art. 9 dan wel 11 EVRM omdat de verdragsstaat niet heeft voldaan aan de plicht in het uitoefenen van zijn taken neutraal te blijven. Het Hof houdt het erop dat het Russische overheidsoptreden als oogmerk heeft nieuwe of minderheidsreligies uit te sluiten[14] en gekenmerkt wordt door willekeur.[15]

Het aan het Hof voorgelegde klachtenpalet biedt niettemin de gelegenheid een stand van zaken op te maken. Hierbij is ervoor gekozen te wijzen op de positie van de meerderheidskerk. De zwakkere positie van minderheidsreligies, die zichtbaar is in de uitspraken van het EHRM, kan niet worden beoordeeld zonder daarbij rekening te houden met de groeiende invloed van de Russisch-Orthodoxe Kerk.[16]

4. De klagers in deze zaak behoren tot de Hare Krishna Consciousness beweging die zich aan het Vaishnavisme wijdt, de verering van Krishna/Vishnu. De eerste klacht van deze beweging bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (Commissie) dateert van 1992. Dat bekeringsactiviteiten kenmerkend zijn voor deze geloofsgroep maakt de Commissie duidelijk, waar ze uit een Brits inspectierapport citeert, vertaald: ‘De Krishna Consciousness-beweging, een traditionalistische tak van het hindoeïstische geloof, werd opgericht door Srila Prabhupada, een Sanskrietgeleerde die in 1966 vanuit India naar New York emigreerde. Het doel is om belangstelling te wekken en mensen wereldwijd te bekeren tot de spirituele principes van de Vedische cultuur van India zoals uiteengezet in de geschriften van de Bhagavad Gita (de Bijbel van India)’.[17] Hoewel de beweging tot de nieuwe religieuze bewegingen gerekend wordt, is zij in Rusland (de voormalige USRR) inmiddels al bijna een halve eeuw present.[18] Ze werd door de overheid geregistreerd als religieuze organisatie.[19]

Russisch religiebeleid met betrekking tot niet-traditionele religies en de meerderheidskerk

5. De in deze zaak aangedragen klachten vloeien voort uit het Russische religiebeleid ten aanzien van niet-traditionele religies, een categorie waartoe hindoeïstische denominaties worden gerekend. Dit beleid kwam al aan de orde in eerdere uitspraken van het EHRM in kwesties die meestal teruggevoerd kunnen worden op de toepassing van de Russische Religiewet van 1997[20], wetgeving die mede onder invloed van de Russisch-Orthodoxe Kerk tot stand kwam.[21] Dit overheidsbeleid lijkt niet goed verenigbaar met de grondwettelijke uitgangspunten; de Russische Federatie is immers een seculiere staat die geen staatskerk kent.[22] Wel is de Russische Grondwet van 1993 sinds 2020 voorzien van een passage die het bewaren van de nagedachtenis ‘van de voorouders die ons idealen en geloof in God overbrachten’ tot staatstaak maakt.[23] In de Grondwet is geloofsverbreiding, dat wil zeggen het recht ‘om vrijelijk (…) religieuze en andere opvattingen te verspreiden’, als beschermde geloofsmanifestatie verankerd.[24] De Russische Grondwet, schreef John Witte in 1998, verhult de werkelijkheid: ‘Beneath its shiny constitutional veneer of religious freedom and equality for all, Russia has developed a legal culture of blatant religious favoritism for some and blatant religious oppression of others’.[25] Als er in Rusland een bevoorrechte religie is, dan is het de Russisch-Orthodoxe Kerk.[26] De preambule van de Religiewet van 1997 schrijft deze kerk al een bijzondere rol toe in de Russische geschiedenis. Ze is zo de primus inter pares binnen de categorie van de traditionele religies, dus de religies die wortelen in de Russische bevolkingsgroepen, met name Christendom, Islam, Boeddhisme en Jodendom.[27] Het is de kerk die de ook voor het Russische overheidsbeleid inmiddels belangrijke idee voorstaat van de eenheid met de Wit-Russische en Oekraïense Orthodoxie – onder leiding van het patriarchaat van Moskou.[28]

6. In 1998, een jaar na de vaststelling van de Religiewet, werd Rusland partij bij het EVRM. In de materie die in deze annotatie aangesneden wordt is het EHRM in die kwart eeuw tijd met grote regelmaat in de gelegenheid gesteld zich te buigen over klachten in een breed scala aan kwesties die binnen het bereik van art. 9 EVRM vallen (soms in samenhang met art. 11 EVRM). In een dozijn zaken tegen Rusland, die allemaal betrekking hebben op niet-traditionele minderheidsreligies, werd schending van art. 9 EVRM vastgesteld.[29] Rusland gaat hiermee aan kop, nog voor Griekenland en Turkije. Er zijn uitzonderingen: in de zaak Perovy t. Rusland (2020), een onderwijszaak waarin protestantse ouders bezwaar maakten tegen het rituele optreden van een Russisch-Orthodox geestelijke in religieus gemengde klassen in openbare scholen, buiten het religieonderricht om, werd met de krapst mogelijk meerderheid geoordeeld dat art 9 EVRM niet geschonden was.[30]

Op het terrein van art 9 EVRM blijft het druk in Straatsburg, nu enkele aan het Oekraïens-Orthodoxe patriarchaat van Kiev verbonden parochies (gelegen in de door Rusland geannexeerde Krim) het Hof nu opnieuw gelegenheid bieden om te beoordelen of de Russische overheid art. 9 EVRM schond.[31] Zowel de Russische overheid als de Russisch-Orthodoxe Kerk, het patriarchaat van Moskou, dulden het bestaan van een onafhankelijke Oekraïens-Orthodoxe kerk niet.[32] Een gelijkaardig probleem speelde voor de onafhankelijk van de Orthodoxe kerk van Moldavië opererende Metropolitaanse kerk van Bessarabië, leidend tot het arrest Metropolitan Church of Bessarabia and Others t. Moldavië. Niet alleen de staat, maar ook het patriarchaat van Moskou weigerde deze onafhankelijke Moldavische kerk te erkennen.[33]    

7. Het optreden van de overheid in de zaak Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov t. Rusland raakt de kern van wat het EHRM de verdragsstaten sinds 2001 voorhoudt in zijn jurisprudentie met betrekking tot klachten waarin religieuze diversiteit en meer bepaald de bejegening van omstreden minderheidsreligies aan de orde is. Neutraliteit en onpartijdigheid zijn daarin de leidende principes, waarbij de overheid, als er spanningen bestaan tussen religieuze groepen, niet de taak heeft de oorzaak van de spanning weg te nemen, maar deze groepen ertoe te brengen elkaar te tolereren.[34] In de hier besproken zaak vertoont het overheidsbeleid tekortkomingen die steeds te maken hebben met beeldvorming. Hoeveel ruimte heeft een overheid om zich in te laten met het campagnes tegen niet-traditionele religieuze groepen waarbij deze als gevaarlijk worden geportretteerd? Hoeveel ruimte heeft de overheid bij het beperken van mogelijkheden van die geloofsgemeenschappen om zichzelf zichtbaar te maken?

8. Het arrest behandelt Russisch overheidsoptreden tussen 2008 en 2013. Het oordeel blijft binnen de kader van de in dat tijdsgewricht geldende wetgeving en de toepassing ervan. Ondertussen werd niet enkel de Grondwet gewijzigd (zie hierboven, nr. 5), maar werd ook de Religiewet 1997 (in 2015 en 2016) grondig aangepast.[35] De wet geeft nu zelf een preciezer antwoord op de vraag naar de mogelijkheden voor geloofsgemeenschappen om zichzelf te manifesteren. Die vrijheid wordt verder beperkt als de activiteiten ervan kunnen worden gekwalificeerd als ‘missionair’. In 2016 vastgestelde wetgeving verbant verkondigende activiteiten – en dus proselitisme – naar de gebouwen die formeel bestemd zijn voor religie-uitoefening. [36] Deze wetgeving is inhoudelijk relevant voor de aangelegenheid die de individuele klager, Frolov, aan het EHRM voorlegt (hierna, nr. 14 e.v.).

Klacht wegens negatieve kwalificaties in een media-optreden van een Russisch-Orthodoxe priester

9. Eén van de drie klachtonderdelen wordt niet-ontvankelijk geacht. Het betreft de beweerde schending van art. 9 EVRM wegens een door een Russisch-Orthodoxe priester gegeven interview. Hij liet zich via een private Russisch-Orthodoxe website in lasterlijke termen uit over de Hare Kishna Consciousness-beweging. De Russische regering kan volgens het Hof niet verantwoordelijk worden geacht voor de uiting van een particulier in private media[37] en kan er niet op worden aangesproken dat zij geen bescherming bood tegen dergelijke handelingen, tenzij particulieren hun recht op vrijheid van meningsuiting uitoefenen op een wijze die ernstige afbreuk doet aan een ander door het EVRM beschermd recht van de klager. De Hare Krishna-beweging moet zich dus laten welgevallen dat een vertegenwoordiger van een andere geloofsgemeenschap, in dit geval de dominante Russisch-Orthodoxe kerk, zich in krasse bewoordingen over een rivaliserende minderheidsreligie uitlaat.

Klacht wegens negatieve kwalificaties in een antisekte-campagne

10. Het Hof beoordeelt vervolgens de modaliteiten van een antisekten-campagne, waarin de Krishna Consciousness-beweging in een negatief daglicht wordt gesteld. Het accepteert dat de overheid zich kan beroepen op de bescherming van de openbare veiligheid en de rechten van derden om de bevolking informatie te verschaffen over religieuze bewegingen en herinnert eraan dat staten het recht hebben na te gaan of een beweging of vereniging, ogenschijnlijk met het oog op religieuze doeleinden, activiteiten ontplooit die schadelijk zijn voor de bevolking of voor de openbare veiligheid.[38]

11. Dat het Russische overheidsoptreden niet aan de maat is blijkt uit het karakter van een in het kader van een door de overheid opgezette en door haar gefinancierde informatiecampagne over religieuze groepen die onder meer leidde tot de uitgave van een brochure ‘Hoed je voor sekten!’. Daarin werd de Society for Krishna Consciousness gekwalificeerd als een geldbeluste, totalitaire sekte, die de Russische samenleving ontwricht en verantwoordelijk is voor psychologische manipulatie en “zombificatie” van de Russische jeugd.[39] Het Hof meent dat hier – hoewel de informatiecampagne de klagers niet werkelijk belemmert om hun geloof te belijden – omwille van de vijandige termen waarin overheidsinstanties de beweging portretteert, sprake is van inmenging in de vrijheid van godsdienst van de aanhangers ervan. Hier volgt het Hof het spoor dat het eerder uitzette in de vergelijkbare zaak Leela Förderkreis, die betrekking had op dezelfde religieuze beweging. Net als toen, doet het Hof in de hier besproken zaak niet uit de doeken hoe dit overheidshandelen als een beperking van de vrijheid gekwalificeerd kan worden. Er wordt verondersteld dat de vijandige termen die gebruikt zijn om de beweging te beschrijven negatieve consequenties kunnen hebben voor de klagers en daarom een inmenging in hun art. 9 EVRM-rechten betekenen.[40]

12. Het hier besproken arrest onderscheidt zich van de eerdere Duitse zaak op het punt van de overheidsbetrokkenheid. De Russische regionale overheid was nauw betrokken bij het vormgeven en inhoudelijk regisseren van de anti-sekten-campagne en droeg bij aan het verbreiden van de informatiebrochure. Het Hof weegt mee dat er geen indicatie is dat de overheid bij haar informatie-activiteiten rekening hield met de noodzaak om de belangen van verschillende religieuze groeperingen met elkaar te verzoenen en ervoor te zorgen dat ieders geloof wordt gerespecteerd,[41] een maatstaf die het Hof hanteert bij het toetsen van het overheidsbeleid in kwesties waarin religieuze diversiteit een rol speelt.[42] Het Hof analyseert het informatieproject als een instrument dat van meet af aan bedoeld is om religieuze minderheidsbewegingen uit te sluiten, waarbij relevant is dat aan het project werd deelgenomen door vertegenwoordigers van de traditionele religies, die zo hun opvattingen over nieuwe religieuze bewegingen konden inbrengen, waar de aanhangers van die bewegingen de mogelijkheid werd ontzegd zich tegen die opvattingen te verweren.[43]

13. Op grond daarvan komt het Hof tot de conclusie dat de Russische overheid de haar toekomende appreciatiemarge overschreed door de wijze waarop over Hare Krishna Consciousness geïnformeerd wordt – door denigrerend taalgebruik en door ongefundeerde beschuldigingen – en besluit tot de schending van art. 9 EVRM.[44] De onderliggende en misschien zelfs wezenlijke vraag naar de mogelijke schending van het discriminatieverbod laat het Hof liggen.[45] Dit is jammer, want de toets aan art. 14 EVRM is bij uitstek geschikt voor de beoordeling van mogelijke tekortkomingen op de neutraliteitsplicht die zo centraal is in het door het Hof aan de overheid op het religieuze terrein toegekende organisatierol.

Klacht wegens het belemmeren van een religieus straatevenement

14. De beweging beklaagt zich niet enkel over de manier waarop ze in het publiek negatief wordt afgeschilderd door een geestelijke van de dominante Russisch-orthodoxe kerk, of in een door de overheid gelanceerde anti-sektencampagne. Een vertegenwoordiger van de beweging meent dat Hare Krishna Consiousness-aanhangers bovendien dwarsgezeten worden in hun pogingen om zich religieus in het publiek – in de openbare ruimte – te uiten. Het hindoeïsme – waartoe de geloofsgemeenschap van de klagers gerekend moet worden – heeft een traditie van festivals waarbij ook optochten door de straten gehouden worden.[46] In het in 1983 gepubliceerde Nederlandse rapport Overheid en nieuwe religieuze bewegingen wordt dit ook als een van de kenmerkende religieuze uitingen van de beweging genoemd, een uiting die niet beperkt is tot hindoeïstische hoogtijdagen: ‘Dagelijks trekken groepjes volgelingen erop uit om boeken en platen aan te bieden (sankirtan). In de eerste jaren vond sankirtan hoofdzakelijk op straat plaats. Dansende en zingende Hare Krishna-volgelingen vormden een vertrouwd straatbeeld’.[47]

15. Religieuze presentie op straat is echter, zo voorziet de Religiewet 1997, onderworpen aan de wettelijke procedures die gelden voor andere meetings, marsen en demonstraties, procedures die zijn vastgelegd in de Russische Wet op de openbare evenementen. Het EHRM onderzoekt beperkingen op deze religieuze activiteiten onder art. 11 EVRM, gelezen in het licht van art. 9 EVRM. De wettelijke procedure houdt onder meer in dat voor elk openbaar evenement een meldingsplicht bestaat, waarbij een specifieke vorm, uit een in de wet opgenomen opsomming, moest worden aangeduid. Aan de meldingsplicht had Frolov voldaan, maar de activiteit werd niet toegestaan omdat de daarvoor gekozen vorm – een ‘meeting’ – door de rechter niet geschikt werd gevonden voor religieuze activiteiten. Religie-uitoefening zou enkel kunnen in de vorm van ‘eredienst, riten en ceremonies’. Deze beperking is volgens Hof niet terug te vinden in de Wet op de openbare evenementen en is zelfs strijdig met de bepaling dat één van de wel in deze wet opgesomde vormen gekozen dient te worden. Hoe de door Frolov voorgenomen religieuze activiteit niet in overeenstemming kon zijn, blijft voor het Hof verborgen. De grond voor het weigeren van de toelating is volgens het Hof niet voorzienbaar. De beperking op Frolov’s rechten onder art. 11 EVRM voldoet daarmee niet aan het legaliteitsvereiste uit art. 11, tweede lid, EVRM. Daarmee had het Hof de zaak af kunnen doen met het besluit dat art. 11 EVRM geschonden was.

16. Het Hof gaat echter ook in op het argument van de interne rechter dat het houden van een publieke vergadering voor de verbreiding van het Vaishnavisme niet toegelaten kon worden omdat dergelijke activiteit onverenigbaar zou zijn met de geloofsovertuiging van anderen. Dit bezwaar kan volgens het Hof de lakmoesproef van de noodzakelijkheid in een democratische samenleving niet doorstaan,[48] ook al omdat onomstreden is dat de aangemelde activiteit een vredig karakter had en de deelnemers slechts bijeen wilden komen met het oog op het uitdragen van hun religie en de daarmee verbonden levensstijl.[49] Art. 11 EVRM beschermt demonstraties die mogelijk ergernis wekken of beledigend zijn voor wie andere religieuze opvattingen huldigt. Het Hof wijst hierbij op het wezenlijke belang van het respecteren van rechten van minderheden; vertaald: ‘Het zou onverenigbaar zijn met de onderliggende waarden van het Verdrag als de uitoefening van de rechten van het Verdrag door een minderheidsgroep afhankelijk zou worden gesteld van de acceptatie ervan door de meerderheid’.[50] Met de meerderheid doelt het Hof hierbij ongetwijfeld op de dominante Russisch-Orthodoxe kerk.

17. Het Hof besteedt ook aandacht aan het verwijt dat een bijeenkomst voor de verbreiding van het Vaishnavisme neer zou komen op ‘missionering’, een activiteit die volgens de autoriteiten niet in overeenstemming kan zijn met de doelstellingen van een openbaar evenement zoals geregeld in de Wet op openbare evenementen. Die stellingname grijpt het Hof aan om te wijzen op een principe dat al terug te vinden is in de allereerste klacht over de bestraffing van proselitisme, Kokkinakis t. Griekenland (1993), een zaak waarin ook de positie van de Orthodoxe staatskerk betrokken was: het in art 9 EVRM vastgelegde recht om van geloofsovertuiging te veranderen verliest zijn betekenis als er obstakels worden opgeworpen om het recht uit te oefenen anderen te overtuigen van de voordelen – of die nu in de geestelijke of de gezondheidssfeer liggen – van het Vaishnavisme en zo mogelijk nieuwe aanhangers te werven.[51] Dat het Hof de verdragsstaat hier nadrukkelijk wijst op het onder het EVRM beschermde recht bekeringsactiviteiten uit te oefenen, hoeft niet te verwonderen: anders dan Griekenland kent Rusland géén staatskerk noch proselitismeverbod. De grondwet voorziet bovendien uitdrukkelijk in een recht op geloofsverspreiding (hiervoor, nr. 5).

18. Precies op dit laatste punt is de Russische Religiewet 1997 aangescherpt. In de wet werd in 2016 een hoofdstuk over ‘missionaire activiteiten’ opgenomen dat nauwkeurig vastlegt wat missionaire activiteiten inhouden en waar deze activiteiten plaats mogen vinden (hoger, nr. 8). Uit de gedetailleerde opsomming kan worden opgemaakt dat religies zich voor verkondigende activiteiten dienen te beperken tot hun religieuze gebouwen, andere eigen gebouwen van religieuze organisaties of op de terreinen waarop deze gebouwen zich bevinden.[52] Het lijkt erop dat er – om het in Nederlandse termen te gieten – een soort processieverbod is ingevoerd, waarbij dat verbod niet geldt als de processie niet missionair is. De consequentie hiervan zou dan zijn dat een Russisch-Orthodoxe processie de dans ontspringt, maar dat een ritueel ter verbreiding van het Vaishnavisme uit het straatbeeld gehouden wordt.    

De nieuwe wetgeving wordt door analisten wel beschouwd als een verdere versterking van de positie van de Russisch-Orthodoxe kerk: ‘The statutes were expertly crafted to only harm the activity of “Low Churches” or non-traditional groups that rely on laity and evangelical principles for growth. A “High Church”, with its liturgical, ceremonial nature, like the Russian Orthodox Church,is largely unaffected, even if the law were to be fairly administered (…)’.[53] Deze verdient vermoedelijk opnieuw het oordeel dat Jan-Peter Loof eerder aan de Religiewet van 1997 gaf: ‘Russische beschermdrift van de nationale orthodoxe kerk is met het uitvaardigen [ervan] tot nieuwe hoogte gestegen’.[54]

Het is nu wachten op de eerste EHRM-uitspraak over de toepassing van deze nieuwe wetgeving, die geloofsverkondiging achter de kerkdeur verbant.[55] Aan het legaliteitsvereiste is sedert de wetswijziging van 2016 voldaan, maar de noodzakelijktoetsing zal onder art. 11 EVRM strikt zijn, nu het gaat om een op de inhoud van de religieuze activiteit gebaseerde beperking.[56]

Dr. lic. Adriaan Overbeeke (VU Amsterdam, Universiteit Antwerpen)


[1] Kokkinakis t. Griekenland, EHRM 25 mei 1993, nr. 14307/88, ECLI:CE:ECHR:1993:0525JUD001430788.

[2] Kokkinakis t. Griekenland, par. 31.

[3] Kokkinakis t. Griekenland, par. 33.

[4] Metropolitan Church of Bessarabia e.a. t. Moldavië, EHRM 13 december 2001, nr. 45701/99, ECLI:CE:ECHR:2001:1213JUD004570199, par. 113.

[5] Art. 10.1 Recommendation 1412 (1999) Illegal Activities of Sects (via: https://pace.coe.int/en/files/16713/html)

[6] Bepleit een koerswijziging: F.T. Oldenhuis, ‘Op de grens van kerk en sekte: een onderzoek naar het gedogen van sektarische geloofsgemeenschappen binnen de rechtsstaat’ in C.H.C. Overes en W.J.M. van Veen (red.), Met recht betrokken: Opstellen aangeboden aan prof. mr. T.J. van der Ploeg, Deventer, Kluwer, 2012, pp. 204-215.

[7] Zie voor België: het in 1998 door de wetgever opgerichte Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties (www.iacsso.be).

[8] Leela Förderkreis e.V. e.a. t. Duitsland, EHRM 6 november 2008, nr. 58911/00, ECLI:CE:ECHR:2008:1106JUD005891100, par. 96, NJCM-Bulletin. 2009, p. 268, m.nt. Ten Napel, «EHRC» 2009/3, m.nt. Griffioen; Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia and Frolov t. Rusland, EHRM 23 november 2021, nr. 37477/11, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD003747711, par. 40.

[9] Kritiek op deze keuze in: F. Rigaux, ‘L'incrimination du prosélytisme face à la liberté d'expression’, Revue trimestrielle des droits de l’homme. 1994, p. 146-147.

[10] Kokkinakis t. Griekenland, par. 48.

[11] Kokkinakis t. Griekenland, par. 48. Larissis e.a. t. Griekenland, EHRM 24 februari 1998, nr. 23372/94, ECLI:CE:ECHR:1998:0224JUD002337294, par. 45; toepassing in: Arslan e.a. t. Turkije, EHRM 23 februari 2010, nr. 41135/98, ECLI:CE:ECHR:2010:0223JUD004113598, par. 51.

[12] Leela Förderkreis e.V. e.a. t. Duitsland, EHRM 6 november 2008, nr. 58911/00, ECLI:CE:ECHR:2008:1106JUD005891100, par. 101.

[13] Leela Förderkreis e.V. e.a. t. Duitsland, par. 100.

[14] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 41.

[15] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 51.

[16] J. Lamoreaux & L. Flake, ‘The Russian Orthodox Church, the Kremlin, and Religious (Il)Liberalism in Russia’, Palgrave Communications, September 2018, 4:1, nr. 115. (https://ssrn.com/abstract=3256125).

[17] ISKCON e.a. t. Verenigd Koninkrijk, ECieRM 8 maart 1994, nr. 20490/92, ECLI:CE:ECHR:1994:0308DEC002049092. (mijn cursivering).

[18] Vanaf de jaren ’70-’80 volgens: S. Karassyova & I. Tarkan, ‘History of Iskcon (International Society for Krishna Consciousness) Distribution in Belarus’ Religions 13: 35, 2022 (https://doi.org/10.3390/rel13010035).

[19] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 41. Registratie in toepassing van de Federale Religiewet 1992. Herregistratie in toepassing van de Federale Religiewet 1997 op 23 October 1998.

[20] Federale wet nr. 125-FZ van 26 september 1997 over de vrijheid van geweten en religieuze verenigingen (versie 2008, via https://www.legislationline.org/download/id/4379/file/RF_Freedom_of_Conscience_Law_1997_am2008_en.pdf)

[21] Derek H. Davis, ‘The Russian Orthodox Church and the Future of Russia’, Journal of Church and State 2002 44:4, p. 667-669. Zie J.-P. Loof, ‘Traineren van buitenlandse religieuze genootschappen in Rusland: artikel 11 juncto 9 EVRM’, annotatie Moscow Branch of the Salvation Army t. Rusland, EHRM 5 oktober 2006, nr. 72881/01 en Church of Scientology Moscow t. Rusland, EHRM 5 april 2007, nr. 18147/02, NJCM-Bulletin, 2007, 32:6, p. 856-871.

[22] Art. 14 Russische Grondwet luidt in Engelse vertaling: “1. The Russian Federation shall be a secular state. No religion may be established as the State religion or as obligatory. 2. Religious associations shall be separate from the State and shall be equal before the law.”

[23] Art. 67, lid 2, Russische Grondwet (nieuw) luidt in Engelse vertaling: “The Russian Federation, united by the millennium history, preserving the memory of the ancestors who conveyed to us ideals and belief in God, as well as continuity of development of the Russian state, recognises the unanimity of the State that was established historically.”

[24] Art. 28 Russische Grondwet (eigen vertaling vanuit de Engelse versie). De Venice Commission is in 2021 kritisch over de in haar optiek te magere omschrijving van de beschermde geloofsmanifestatie (‘The latter should also be extended to guarantee public manifestations of worship, teaching, practice, and observance, in accord with the Convention standard.’) Interim Opinion on Constitutional Amendments and the Procedure for their Adoption, Opinion No. 992/2020, 23 maart 2021, CDL-AD(2021)005, par. 125.

[25] J. Witte Jr., ‘Soul Wars: The Problem and Promise of Proselytism in Russia’, Emory International Law Review Vol. 12:1, 1998, p. 2.

[26] J. Witte Jr., ‘Soul Wars: The Problem and Promise of Proselytism in Russia’, Emory International Law Review Vol. 12:1, 1998, p. 2.

[27] Zie K. Stoeckl, ‘The Russian Orthodox Church’s Conservative Crusade’, Current History, October 2017, p. 272.

[28] M. D. Suslov, ‘Holy Rus: The Geopolitical Imagination in the Contemporary Russian Orthodox Church’, Russian Politics and Law 52:3, 2014, p. 69-70. K. Richters, The Post-Soviet Russian Orthodox Church : Politics, Culture and Greater Russia, Londen: Routledge 2013, p. 96-127 (voor wat betreft de claims op Oekraïne) en p. 128-148 (Wit-Rusland).

[29] Moscow Branch of the Salvation Army t. Rusland, EHRM 5 november 2006, nr. 72881/01, ECLI:CE:ECHR:2006:1005JUD007288101, «EHRC» 2006/141, m.nt. Janssen; Kuznetsov e.a. t. Rusland, EHRM 11 januari 2007, nr. 184/02, ECLI:CE:ECHR:2007:0111JUD000018402; Church of Scientology Moscow t. Rusland, EHRM 5 april 2007, nr. 18147/02, ECLI:CE:ECHR:2007:0405JUD001814702; Barankevich t. Rusland, EHRM 26 juli 2007, nr. 10519/03, ECLI:CE:ECHR:2007:0726JUD001051903; Nolan en K. t. Rusland, EHRM 12 februari 2009, nr. 2512/04, ECLI:CE:ECHR:2009:0212JUD000251204, Kimlya e.a. t. Rusland, EHRM 1 oktober 2009, nrs. 76836/01 en 32782/03, ECLI:CE:ECHR:2009:1001JUD007683601, «EHRC» 2009/124, m.nt. Gerards; Jehovah's Witnesses of Moscow t. Rusland, EHRM 10 juni 2010, nr. 302/02, ECLI:CE:ECHR:2010:0610JUD000030202, «EHRC» 2010/89, m.nt. Gerards; Biblical Centre of the Chuvash Republic t. Rusland, EHRM 12 juni 2014, nr. 33203/08, ECLI:CE:ECHR:2014:0612JUD003320308; Krupko e.a. t. Rusland, EHRM 26 juni 2014, nr. 26587/07, ECLI:CE:ECHR:2014:0626JUD002658707; Church of Scientology of St Petersburg e.a. t. Rusland, 2 oktober 2014, nr. 47191/06, ECLI:CE:ECHR:2014:1002JUD004719106; Korostelev t. Rusland, EHRM 12 mei 2020, nr. 29290/10, ECLI:CE:ECHR:2020:0512JUD002929010; Corley e.a. t. Rusland, EHRM 23 november 2021, nrs. 292/06 en 4349/06, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD000029206.

[30] Perovy t. Rusland, EHRM 20 oktober 2020, nr. 47429/09, ECLI:CE:ECHR:2020:1020JUD004742909, «EHRC Updates» 2020/272, m.nt. Philipsen en Huisman. Zie I. van Soolingen, ‘Perovy t. Rusland: gebreken aan de juridische vertaalslag’, NTM|NJCM-Bull. 2021, nr. 1, p. 31-41.

[31] Klachten Upravlinnya Krymskoyi Yeparkhiyi Ukrayinskoyi Pravoslavnoyi Tserkvy t. Rusland, nr. 33931/19 (20 september 2019), Ukrainian Orthodox Church of the Kyivan Patriarchate in Russia e.a. t. Rusland, nr. 78909/17 (5 november 2017). Zie ook de ontvankelijkheidsbeslissing in de landenklacht Oekraïne t. Rusland (inzake Krim), EHRM 16 december 2020, nrs. 20958/14 en 38334/18.

[32] Voor de context: S.A. Mudrov, ‘The autocephaly of the Ukrainian Orthodox Church: a new dividing line for Ukraine?’, Journal of Contemporary Central and Eastern Europe, 27:2-3, 2019, p. 271-277.

[33] Metropolitan Church of Bessarabia and Others t. Moldova, par. 12.

[34] Metropolitan Church of Bessarabia and Others t. Moldova, par. 116

[35] Beknopt besproken in Lamoreaux & L. Flake, ‘The Russian Orthodox Church, the Kremlin, and Religious (Il)Liberalism in Russia’, Palgrave Communications, September 2018, 4:1, nr. 115, p.3.

[36] Federal Law 374-FZ On Amending Federal Law “On Combating Terrorism” And Certain Legislative Acts of the Russian Federation Regarding The Establishment Of Additional Counter-Terrorism Measures And Public Security (http://www.consultant.ru/cons/cgi/online.cgi?req=doc&base=LAW&n=201078&fld=134&dst=100132&rnd=214990.3492213126493249#08851598055998737)

[37] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 31.

[38] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 39. Zo ook: Leela Förderkreis e.V. e.a. t. Duitsland, par. 93-94.

[39] De gehanteerde diskwalificaties sluiten aan bij in Russisch-Orthodoxe kring gebruikte terminologie. Zie bv. K. Richters, The Post-Soviet Russian Orthodox Church : Politics, Culture and Greater Russia, Londen: Routledge 2013, p. 42. 

[40] Zie eerder Leela Förderkreis e.V. e.a. t. Duitsland, par. 84, waar ervoor gekozen is de vrijheidsinmenging als een ‘veronderstelling’ te hanteren.

[41] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 40.

[42] Zie eerder: Hasan en Chaush t. Bulgarije, EHRM 26 oktober 2000, nr. 30985/96, par. 78.

[43] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 41.

[44] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par 43.

[45] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par 44.

[46] G. Flood, An Introduction to Hinduism, Cambridge: CUP 1996, p. 211-212. Zie verder: https://www.iskcon.org/activities/festivals.php

[47] Rapport Overheid en nieuwe religieuze bewegingen, Kamerstukken II 1983/84, 16635, nr. 4, p. 90.

[48] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 55.

[49] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 56.

[50] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 56.

[51] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 57.

[52] Nieuw art. 24.2 Religiewet 1997

[53] Lamoreaux & L. Flake, ‘The Russian Orthodox Church, the Kremlin, and Religious (Il)Liberalism in Russia’, Palgrave Communications, September 2018, 4:1, nr. 115, p. 3.

[54] J.-P. Loof, ‘Traineren van buitenlandse religieuze genootschappen in Rusland: artikel 11 juncto 9 EVRM’, annotatie Moscow Branch of the Salvation Army t. Rusland, EHRM 5 oktober 2006, nr. 72881/01 ECLI:CE:ECHR:2006:1005JUD007288101 en Church of Scientology Moscow t. Rusland, EHRM 5 april 2007, nr. 18147/02, ECLI:CE:ECHR:2007:0405JUD001814702, NJCM-Bulletin, 2007, 32:6, p. 856-871, p. 856.

[55] Hangende zaken m.b.t. Jehovagetuigen D.J. Ossewaarde t. Rusland, nr. 27227/17 (klacht 30 maart 2017), T.A. Mandrichenko t. Rusland, nr. 7949/18 (klacht 29 december 2017), P.V. Kotlyarenko t. Rusland, nr. 8475/18 (klacht 29 december 2017). Zie verder, m.b.t. tot een Indiase spirituele leraar: V. Mani e.a. t. Rusland, nr. 54264/17 (klacht 25 juli 2017).

[56] Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov, par. 52.